5.7Voor de beoordeling in deze periode zijn vooral van belang de onderdelen 4.10 en 4.11 van de dagvaarding in eerste aanleg en de producties 5-22 van Bevago c.s. en de onderdelen 3.22-3.33 in de conclusie van antwoord in eerste aanleg van [geïntimeerde] en de daarin vermelde producties. Het hof schetst aan de hand van de correspondentie tussen de advocaat van [X] enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds de gang van zaken in deze periode.
A. De advocaat van [X] verzoekt [geïntimeerde] op 9 maart 2010 een voorstel te doen om tot verkoop van het appartement te geraken (productie 5 Bevago c.s.). Zij herhaalt dat verzoek in haar mail van 18 maart 2010 en vraagt ook aan [geïntimeerde] onderzoek te verrichten naar een overboeking/schenking uit het verleden (productie 6 Bevago c.s.). [geïntimeerde] antwoordt haar nog diezelfde dag (productie 7 Bevago c.s.) dat hij de kwestie die in de brief aan de orde is gesteld, waarmee kennelijk de overboeking/schenking is bedoeld, zal onderzoeken en haar zijn bevindingen zal berichten.
B. Op 20 april 2010 schrijft de advocaat van [X] aan [geïntimeerde] (productie 8 Bevago c.s.):
“In confesso is dat de woning aan [adres 1] met spoed moet worden verkocht (…). Gelet op de financiële nood van cliënte ziet zij zich genoodzaakt uiterlijk eind mei 2010 te bewerkstelligen dat met een machtiging van de voorzieningenrechter de verkoop van de woning voornoemd in gang zal worden gezet. Het spreekt voor zich dat dit absoluut niet de voorkeur geniet. Ik hoop dan ook spoedig van u te vernemen welke makelaar de opdracht tot taxatie en verkoop krijgt.”
C. Op 19 mei 2010 vraagt de advocaat van [X] [geïntimeerde] haar te berichten over de verkoop van de woning (productie 9 Bevago c.s.). Op 27 mei 2010 wordt namens [geïntimeerde] aan de advocaat van [X] bericht dat aan de erven [Y] is voorgesteld Kolpa Makelaardij opdracht te geven voor de verkoop van de woning en dat de opdracht kan worden verstrekt nadat de erven [Y] hiermee akkoord zijn gegaan (productie 10 Bevago c.s.).
D. De advocaat van [X] schrijft [geïntimeerde] op 15 juni 2010 (productie 11 Bevago c.s.):
“Naar aanleiding van de brief van mr. B.A. Wille (hof: de adviseur van de erven [Y]
) aan u van 2 juni 2010 hebben u en ik kort telefonisch contact gehad en is besloten in ieder geval Kolpa Makelaardij in te schakelen voor de verkoop van [adres 1] .”
Zij bericht verder dat de helft van de opbrengst moet worden overgemaakt op een rekening van [X] en dat [X] de erven [Y] aansprakelijk houdt voor de schade die ontstaat doordat zij de verkoop van het appartement hebben vertraagd en dat zij die schade zal verhalen op de erven [Y] dan wel op de nalatenschap.
E. Op 17 juni 2010 wordt in een mail namens [geïntimeerde] aan [medewerker Kolpa] van Kolpa Makelaardij geschreven (productie 12 Bevago c.s.) dat [geïntimeerde] vereffenaar is van de nalatenschap van [Y] en dat daarvan deel uitmaakt een appartement aan [adres 1] . Verder staat in die mail :
“De verevenaar wil u de opdracht geven om het appartement te verkopen indien u akkoord gaat met de navolgende voorwaarden:
de courtage (1.65% excl BTW) en de overige kosten worden pas aan makelaardij Kolpa voldaan, nadat de levering van het appartement heeft plaatsgevonden;
indien tussentijds (voor de verkoop) de opdracht wordt ingetrokken door de verevenaar zullen er geen kosten door makelaardij Kolpa in rekening worden gebracht.”
Kolpa bericht aan een medewerkster van [geïntimeerde] op diezelfde dag dat een opbrengst kan worden verwacht van ca € 240.000 kosten koper, dat de kosten voor courtage 1.65% excl. BTW zijn en dat de kosten bij intrekking € 475 zijn excl. BTW en gemaakte kosten.
F. Op 25 juni 2010 stuurt [geïntimeerde] een voorschotnota voor de makelaarskosten aan de advocaat van [X] , bericht haar over de kostenafspraak en verzoekt [X] de helft van de voorbereidingskosten aan hem over te maken (productie 14 Bevago c.s.). Hij beëindigt zijn brief als volgt:
“Na ontvangst van de voorbereidingskosten, zal ik Kolpa Makelaardij de opdracht geven om de verkoopprocedure in werking te zetten.”
G. De advocaat van [X] bericht [geïntimeerde] op 2 juli 2010 (productie 15 Bevago c.s.) dat [X] nog een aanzienlijke vordering op de nalatenschap van [Y] heeft, dat het geen pas geeft zonder enig overleg een voorschotnota aan [X] voor te leggen en dat het niet gebruikelijk is makelaars in [woonplaats] te betalen voordat verkoop heeft plaatsgevonden. Zij eindigt haar brief als volgt:
“Kortom voor alle afspraken met Kolpa dient u de toestemming van cliënte te vragen, via mij. Kosten die daadwerkelijk worden gemaakt en zijn afgestemd met mijn cliënte zullen bij helfte door haar worden gedragen, doch deze zullen niet eerder worden voldaan dan nadat u de vordering van mijn cliënte op de nalatenschap heeft voldaan uit de boedel die daartoe toereikend moet worden geacht.”
H. [geïntimeerde] schrijft op 13 juli 2010 aan de advocaat van [X] (mail van 14:26; productie 14 [geïntimeerde] ):
“Afgelopen weken heb ik van beide partijen diverse reacties gehad op mijn voorstel om de verkoop van het appartement in werking te zetten via Kolpa. Beide partijen hebben hun standpunten wederom uitputtend geventileerd en bij mij diverse eisen/verzoeken gedeponeerd. Ik noem u een aantal discussiepunten (…). Elke handeling roept bij een partij een zodanige reactie op dat het uitvoeren van een voorgenomen handeling moet worden opgeschort. Mijn voornemen om tot snelle verkoop van het appartement over te gaan wordt geblokkeerd door de diverse reacties. Om tot verkoop van het appartement over te kunnen gaan dienen partijen gevolg te geven aan mijn verzoek de voorschotnota te voldoen zodat de makelaar aan het werk kan. Nadat de verkoop in werking is gezet kan nader overleg plaatsvinden over de overige (niet onaanzienlijke) discussiepunten.”
Iets later op 13 juli 2010 (15:00 uur) mailt [geïntimeerde] aan de advocaat van [X] (productie 15 Bevago c.s.):
“De door u gesignaleerde stagnatie van de verkoop wordt veroorzaakt doordat beide partijen de verkoopopdracht belemmeren dan wel ernstig vertragen met diverse eisen. Kolpa vraagt wel degelijk een voorschot dus discussie daarover is zinloos. (…) Aan de overige vragen in uw mail van vandaag en aan de diverse vragen/opdrachten van uw wederpartij zal ik pas aandacht geven zodra vaststaat dat op constructieve wijze aan mij voldoende mandaat wordt gegeven mijn rol als vereffenaar te vervullen, speciaal wat betreft de voorgenomen verkoop van het appartement, waar haast mee is geboden.”
I. Op 15 juli 2010 schrijft [geïntimeerde] aan de advocaat van [X] (productie 16 Bevago c.s.):
“Uw cliënte heeft ingestemd met het voorstel Kolpa in te schakelen. Kolpa merkt mij als opdrachtgever aan. Ik verleen opdracht namens de respectieve eigenaren en acht mij dan ook bevoegd de kosten die Kolpa mij in rekening brengt, aan de eigenaren door te berekenen. Ik meld u dat inmiddels de volledige voorschotnota door de erven [Y] is voldaan zodat daadwerkelijk met de verkoop een aanvang kan worden gemaakt. Wilt u mij berichten of uw cliënte instemt met de start van de verkoopwerkzaamheden?”
J. De advocaat van [X] formuleert in haar brief van 27 augustus 2010 (productie 17 Bevago c.s.) aan [geïntimeerde] de voorwaarden die [X] aan de verkoop stelt (vraagprijs € 249.000/Kolpa splitst rekening verkoopkosten/helft opbrengst wordt overgemaakt op de derdengeldrekening van de advocaat/alle afspraken met Kolpa behoeven toestemming van [geïntimeerde] (namens de erven [Y] ) en [X] ) en schrijft tot slot:
“Gegeven de eerdere correspondentie komt het mij voor dat de erven met deze voorwaarden zullen instemmen en u deze brief dus voor akkoord kunt tekenen en aan mij kunt retourneren. Indien ik binnen tien dagen na heden bijgaande brief niet voor akkoord getekend retour heb ontvangen, zal ik de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam vragen vervangende toestemming te verlenen voor de verkoop onder deze voorwaarden.”
K. [geïntimeerde] schrijft op 7 september 2010 (productie 18 Bevago c.s.) aan de advocaat van [X] dat hij de verkoopvoorwaarden aan de advocaat van de erven [Y] heeft meegedeeld en dat zij eerst een schriftelijke opgave van Kolpa wensen over de te verwachten opbrengst en de te hanteren vraagprijs. Op een vraag van de advocaat van [X] waarom de erven [Y] deze informatie willen hebben antwoordt [geïntimeerde] op diezelfde dag:
“Ik kan u daar geen uitleg over geven. (…) Ik wil wel mandaat van de erfgenamen hebben voor de verkoop en de condities dus ik wacht toch een reactie van mr. Wille af.”
L. Op 14 september 2010 vraagt [geïntimeerde] de advocaat van [X] bij wie de sleutels van het appartement zijn en dat hij graag een sleutel zou hebben om zich te overtuigen van de staat van het appartement (productie 20 Bevago c.s.).
M. Op 16 september 2010 schrijft de advocaat van [X] aan [geïntimeerde] dat zij niet vermag in te zien waarom [geïntimeerde] het appartement zou moeten bezichtigen en dat verzoek als vertragingstactiek te zien. Zij verwijst in deze brief ook naar de mail van [geïntimeerde] van 15 juli 2010 (productie 16 Bevago c.s.) en doet aan [geïntimeerde] twee voorstellen, te weten 1) een schriftelijke bevestiging van [geïntimeerde] dat het appartement te koop wordt gezet voor € 240.000 of 2) dat de erfgenamen van [Y] het aandeel van [X] kopen voor € 120.000. Vervolgens bericht de advocaat van [X] op 29 oktober 2010 (productie 22 Bevago c.s.) dat zij vaststelt dat de erfgenamen van [Y] het aanbod van [X] tot koop van haar aandeel definitief hebben afgeslagen en dat [X] overweegt haar aandeel aan een derde over te dragen of een voorziening in kort geding te vragen.