Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
29 oktober 2019
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 augustus 2018. De heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 26 te [Z], vastgesteld op € 176.000 per waardepeildatum 1 januari 2016 voor het jaar 2017. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2019 zijn de gemachtigde van belanghebbende, [A], en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar, [B], gehoord. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze moet worden vastgesteld op € 152.000, subsidiair op € 161.000. De heffingsambtenaar pleit voor handhaving van de vastgestelde waarde.
Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in voldoende mate rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen tussen de referentieobjecten en de onroerende zaak. Belanghebbende heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van waardedruk door de houtskeletbouw van de onroerende zaak. Het Hof concludeert dat de waarde niet te hoog is vastgesteld en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.