ECLI:NL:GHARL:2019:9048

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
200.264.936/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de duur van de machtiging gesloten jeugdzorg voor een jeugdige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, aangeduid als [verzoeker]. De kinderrechter had eerder op 24 juni 2019 een machtiging verleend voor de duur van negen maanden, maar [verzoeker] heeft hiertegen beroep aangetekend. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] sinds 2018 in een gesloten groep verblijft vanwege ernstige gedragsproblemen, waaronder agressief en seksueel grensoverschrijdend gedrag. De pleegouders van [verzoeker] hebben zich achter zijn verzoek geschaard, en er zijn zorgen over zijn behandelperspectief en de noodzaak van gesloten plaatsing.

Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. Het hof concludeert dat de gesloten plaatsing van [verzoeker] noodzakelijk is, maar dat er aanleiding is om de duur van de machtiging te beperken. Het hof heeft de machtiging gesloten jeugdhulp goedgekeurd voor de periode van 18 juli 2019 tot 1 december 2019, en de eerdere machtiging voor de periode van 1 december 2019 tot 18 maart 2020 vernietigd. Dit biedt ruimte voor de voorbereiding van een mogelijke overplaatsing naar een minder gesloten setting, waarbij ambulante hulpverlening kan worden ingezet. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling van [verzoeker] en zijn toekomstperspectief.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.264.936/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/232649 / JE RK 19-877)
beschikking van 22 oktober 2019
inzake
[verzoeker],
verblijvende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. drs. P.L. Hellinga te Zwolle,
en
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hardenberg,
gevestigd te Hardenberg,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: het college.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de pleegouders],
beiden wonende te [B] ,
verder te noemen: de pleegouders,
advocaat: mr. T. Geerdink te Borne.
Als informanten zijn aangemerkt:

1.[de gedragswetenschapper] ,

werkzaam als gedragswetenschapper bij [C] te [A] (verder te noemen: [C] ),
verder te noemen: [de gedragswetenschapper] , en
2. mevrouw [D],
werkzaam bij stichting [E] ,
verder te noemen: [D] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 24 juni 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 27 augustus 2019;
- een journaalbericht van mr. Geerdink van 18 september 2019, waarbij hij zich stelt als advocaat van de pleegouders.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2019 plaatsgevonden.
[verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens het college zijn
de heer [F] en de heer [G] verschenen. Mr. Geerdink is namens de pleegouders verschenen. Tevens zijn als informanten verschenen mevrouw [de gedragswetenschapper] en mevrouw [D] .
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen een
brief van het college van 1 oktober 2019 met productie(s) en de reacties van mr. Hellinga en mr. Geerdink daarop.

3.De feiten

3.1
Het gezag over [verzoeker] wordt uitgeoefend door de pleegouders.
3.2
Bij beschikking van 14 april 2010 is [verzoeker] door de kinderrechter onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 30 september 2016 tot 14 oktober 2017.
3.3
Bij beschikking van 7 december 2016 heeft de rechtbank het gezag van [H] , de biologische moeder van [verzoeker] , over [verzoeker] beëindigd en zijn de pleegouders tot voogd(en) benoemd.
3.4
Bij beschikking van 4 december 2017 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, tot 18 december 2017, betreffende [verzoeker] . De machtiging gesloten jeugdhulp is nadien telkens opnieuw verleend, laatstelijk bij (tussen)beschikking van 7 juni 2019 met ingang van 18 juni 2019 tot uiterlijk 19 juli 2019.
3.5
Het college heeft op 16 mei 2019 de kinderrechter verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] af te geven op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet (Jw) voor de duur van negen maanden. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper heeft [verzoeker] met het oog op dit verzoek op 21 mei 2019 onderzocht en heeft ingestemd met het verzoek.
3.6
Bij de bestreden beschikking van 24 juni 2019 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 18 juli 2019 tot uiterlijk 18 maart 2020 betreffende [verzoeker] .
3.7
[verzoeker] heeft van 23 december 2014 tot 2 januari 2018 bij de pleegouders gewoond. Vanaf 2 januari 2018 verblijft hij op een gesloten groep bij [C] en sinds 27 september 2018 op de besloten groep [I] . In september 2019 is [verzoeker] binnen [C] overgeplaatst naar de gesloten groep [J] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 juni 2019. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] verzoekt het hof om bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de bestreden beschikking te vernietigen;
b. en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van het college tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen althans een machtiging te verlenen die in duur beperkt is tot een zo kort mogelijke periode.
4.2
Het college voert verweer.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6.1.2 lid 3, lid 5 en lid 6 en artikel 6.1.10 lid 1 Jw aan het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw gestelde formele eisen.
5.3
[verzoeker] kan zich met (het voortduren van) de gesloten plaatsing niet verenigen.
In zijn beroepschrift geeft [verzoeker] aan dat het niet zo is dat zijn gedrag verslechtert, en evenmin dat hij zich moeilijk conformeert aan ondersteuning en begeleiding en dat alleen gesloten jeugdhulp voorziet in de benodigde controle, toezicht en verdere behandeling. [verzoeker] geeft verder aan dat hij veel vrijheden heeft opgebouwd wat betreft verlof, reizen met het openbaar vervoer, telefoon en internet en dat hij toe is aan een plaatsing op een open groep. Er is echter nog steeds onduidelijkheid over zijn (behandel)perspectief.
5.4
Het college sluit zich ter zitting van het hof aan bij de gedragswetenschappelijke instemmingsverklaring van de heer [K] van 21 mei 2019 en de beslissing van de kinderrechter.
5.5
Ter zitting van het hof is naar voren gekomen dat de pleegouders zich achter het beroepschrift van [verzoeker] scharen en zich op het standpunt stellen dat het niet langer noodzakelijk is dat hij gesloten is geplaatst. [verzoeker] is onlangs - in verband met de sluiting van de besloten groep [I] - (terug)geplaatst naar de gesloten groep Atlantis 2.
Nog steeds is onduidelijk wat zijn vervolgplek zal zijn. Het college heeft aangegeven dat hierover volgende week (maandag 23 september 2019) een zorgtafeloverleg staat gepland.
Het hof heeft het college verzocht om in de week dat het zorgtafeloverleg plaatsvindt hiervan een verslag aan het hof toe te zenden, en daarvan een kopie te sturen aan mr. Hellinga en
mr. Geerdink. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om hierop binnen een week te reageren.
5.6
Het college heeft vervolgens bij brief van 1 oktober 2019 het gespreksverslag van
het zorgtafelgesprek dat op 23 september 2019 heeft plaatsgevonden aan het hof gestuurd.
Hieruit blijkt dat het perspectief dat [verzoeker] - met de inzet van ambulante hulpverlening - thuis (bij de pleegouders) gaat wonen als mogelijkheid is besproken. Verder is gebleken dat de bij het gesprek aanwezige zorgaanbieders aan [verzoeker] geen geschikte woonplek kunnen bieden, maar dat woonbegeleiding dan wel ambulante begeleiding en optioneel logeeropvang wel tot de mogelijkheden behoren. Zorgaanbieder [L] was niet bij het gesprek aanwezig, maar lijkt een geschikte woonvoorziening te hebben.
5.7
Mr. Hellinga heeft hierop bij brief van 2 oktober 2019 laten weten dat [verzoeker] op zo kort mogelijke termijn thuis bij de pleegouders wil gaan wonen met ambulante begeleiding.
[verzoeker] verzoekt de machtiging gesloten jeugdhulp in duur te beperken tot 1 november 2019. Mr. Geerdink heeft bij brief van 2 oktober 2019 aangegeven dat uit de (bijgevoegde) mail van [M] blijkt dat [verzoeker] daar per november 2019 terecht kan voor ambulante begeleiding en begeleiding op school. Dit onderstreept naar de mening van de pleegouders het standpunt dat een machtiging gesloten plaatsing niet noodzakelijk is.
5.8
Het hof overweegt het volgende. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat
er bij [verzoeker] gedurende een lange periode sprake is van ernstige opgroei- en opvoedings-problemen. Zoals uit het onderzoek bij De Waag (in 2017) naar voren is gekomen, heeft [verzoeker] zeer ernstige gedragsstoornissen, in de zin van fors agressief en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verder is gebleken dat [verzoeker] weinig diepgang toont in zijn beleving en dat hij een beperkt empathisch vermogen en een antisociale ontwikkelingsgang heeft. Door het seksueel grensoverschrijdende gedrag van [verzoeker] , zijn sterk zelfbepalende karakter, het liegen en stelen konden de pleegouders [verzoeker] niet langer thuis opvoeden en is hij begin januari 2018 op een gesloten groep bij [C] geplaatst. Daar heeft [verzoeker] in eerste instantie een positieve ontwikkeling doorgemaakt en verschillende therapieën en (trauma)behandelingen ondergaan. Zoals blijkt uit de evaluatie die in mei 2019 heeft plaatsgevonden is er sprake van een achteruitgang in het gedragsbeeld en de ontwikkeling van [verzoeker] . De gedragswetenschapper heeft hierop aangegeven dat [verzoeker] stappen heeft gezet in zijn behandeling, maar dat het risico op seksueel grensoverschrijdend gedrag naar anderen nog steeds aanwezig is. Verder geeft hij aan dat [verzoeker] stapsgewijs aan het oefenen is met meer vrijheden en het inzetten van gedragsalternatieven tijdens risicovolle situaties, maar dat is gebleken dat hij zich hier moeilijk aan kan conformeren, met name als er geen direct toezicht is. Volgens de gedragswetenschapper is de controle van het gedrag van [verzoeker] en het toezicht hierop dan ook nog steeds noodzakelijk om tijdig te kunnen ingrijpen als dat nodig is.
5.9
Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat aan de gronden voor een gesloten plaatsing is voldaan. Het hof ziet, gelet op de recente ontwikkelingen zoals ter zitting van het hof en uit de nagekomen stukken naar voren is gekomen, echter wel aanleiding om de machtiging gesloten jeugdhulp in duur te beperken.
Duidelijk is dat [verzoeker] behoefte heeft aan langdurige professionele ondersteuning en begeleiding en dat hij - om tot ontwikkeling te kunnen komen en de geleerde vaardigheden te kunnen toepassen - sterk afhankelijk is van zijn omgeving. Gebleken is dat er momenteel wordt toegewerkt naar een overplaatsing van [verzoeker] naar een (niet gesloten) vervolgplek waar hem dit geboden kan worden. Dat [verzoeker] teruggaat naar de pleegouders - met de inzet van ambulante hulp en begeleiding - lijkt een mogelijkheid die inmiddels door alle partijen wordt ondersteund.
[C] heeft hierover in een mail van 26 september 2019 aangegeven dat het essentieel is dat [verzoeker] zich veilig kan voelen in de omgeving waar hij woont en een vertrouwensrelatie kan aangaan en opbouwen met zijn pleegouders en dat het wenselijk is dat [verzoeker] voor langere tijd (bij de pleegouders) kan blijven. [C] benadrukt hierbij het belang van (professionele en onafhankelijke) begeleiding en ondersteuning voor [verzoeker] om hem de benodigde hulp te bieden maar onder andere ook voor pleegouders om het samen wonen
vol te kunnen houden. Zoals blijkt uit het gespreksverslag van het zorgtafeloverleg hebben verschillende zorgaanbieders aangegeven ambulante hulp en begeleiding te kunnen bieden. De mogelijkheid van een plaatsing in een woonvoorziening van [L] wordt ook nog onderzocht. Mocht hier uiteindelijk voor gekozen worden dan is duidelijk dat ook dit geen gesloten plaatsing betreft.
5.1
Het hof zal de machtiging gesloten jeugdhulp in duur beperken tot 1 december 2019, zodat de aankomende periode benut kan worden om de overplaatsing van [verzoeker] (verder) voor te bereiden en te realiseren en, indien [verzoeker] teruggaat naar de pleegouders, de ambulante hulpverlening (die per november 2019 beschikbaar is) in gang gezet kan worden.
5.11
Op grond van het vorenstaande, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 18 juli 2019 tot 1 december 2019 en vernietigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van
1 december 2019 tot 18 maart 2020, onder afwijzing van het inleidend verzoek in zoverre.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 24 juni 2019, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 18 juli 2019 tot 1 december 2019;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 24 juni 2019, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] is verleend voor de periode van 1 december 2019 tot 18 maart 2020, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek van de GI, voor zover daarbij is verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoeker] te verlenen voor de periode van 1 december 2019 tot 18 maart 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, A.W. Beversluis en
C. Koopman, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 22 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.