In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting [X] tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de teruggaaf van omzetbelasting voor de jaren 2006 tot en met 2012. De inspecteur had de verzoeken van de belanghebbende om teruggaaf van omzetbelasting niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Gelderland had in een eerdere uitspraak de verzoeken voor het derde en vierde kwartaal van 2012 gegrond verklaard, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. Het hof oordeelt dat de belanghebbende, een ontwikkelingsorganisatie die zich richt op structurele armoedebestrijding, niet kan worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting. De projecten die zij uitvoert, dienen het algemene belang en er is geen sprake van een directe opdrachtgever/opdrachtnemer-relatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het hof concludeert dat de belanghebbende geen recht heeft op de gevraagde teruggaven en dat de inspecteur de verzoeken terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de belanghebbende een immateriële schadevergoeding toegekend, maar het hof oordeelt dat deze vergoeding niet verder hoeft te worden verhoogd. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, behoudens de beslissingen over de immateriële schadevergoeding, proceskostenvergoeding en griffierecht.