ECLI:NL:GHARL:2019:8928

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
21-003323-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit met vrijspraak voor beroepsmatig handelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een nieuwe uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van het onderdeel 'in de uitoefening van een beroep of bedrijf', omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte handelde met een economisch karakter en met stelselmatigheid. Het hof oordeelde dat de schaal van de kwekerij en de mate van professionaliteit niet voldoende bewijs boden voor deze kwalificatie.

De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het opzettelijk telen van hennep en het wegnemen van elektriciteit. De rechtbank had eerder een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de straf bevestigd, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder al een veroordeling voor soortgelijke feiten, maar het hof besloot geen hogere straf op te leggen dan de politierechter had gedaan. De verdachte kreeg de kans om de taakstraf binnen een jaar te voltooien zonder verlies van zijn baan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003323-18
Uitspraak d.d.: 23 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 6 juni 2018 met parketnummer 05-841040-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.K. Cheng, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Harderwijk, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 612, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten ongeveer 612 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan).
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Harderwijk, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- 37 assimilatielampen, merk: Phillips, type: SON-T PIA plus, 600 watt, niet aangesloten;
- 3 transformatoren, koper, niet aangesloten;
- 1 luchtafzuiger, niet aangesloten;
- 9 flacons met groeimiddelen;
- 2 thermometers, niet aangesloten;
- 1 weegschaal.
- 12 armaturen;
- 15 assimilatielampen, merk: Phillips, type: SON-T PIA plus, 600 watt, aangesloten;
- 10 assimilatielampen, merk: Phillips, type: SON-T PIA plus, 600 watt, niet aangesloten;
- 1 schakelbord;
- 1 snelheidsregelaar;
- 1 tijdschakelaar;
- 15 transformatoren, koper;
- 2 koolstoffilters;
- 1 luchtafzuiger;
- 2 slakkenhuizen;
- 1 ventilator, kunststof;
- 1 tempratuurventilatieregelaar;
- 2 dompelpompen;
- 1 cannacutter;
- 1 weegschaal.
- 8 armaturen;
- 8 assimilatielampen, merk: Phillips, type: SON-T PIA plus, 600 watt, aangesloten;
- 8 assimilatielampen, merk: Phillips, type: SON-T PIA plus, 600 watt, niet aangesloten;
- 1 snelheidsregelaar;
- 1 tijdschakelaar;
- 8 transformatoren, koper;
- 1 koolstoffilter;
- 2 slakkenhuizen;
- 2 ventilatoren, kunststof;
- 1 tempratuurventilatieregelaar;
- 3 dompelpompen;
- 1 thermometer.
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Harderwijk, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Anders dan de eerste rechter acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van handelen ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. De tenlastelegging is wat betreft dit bestanddeel toegesneden op artikel 11, derde lid, van de Opiumwet. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking "in de uitoefening van een beroep of bedrijf" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel. Mede met het oog op het strafverhogende effect van dit bestanddeel - een verdrievoudiging van het strafmaximum van de op te leggen vrijheidsstraf - moeten aan de vaststelling daarvan bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
Het handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf in de zin van deze bepaling betreft het verrichten van een activiteit met een economisch karakter, van een zekere duurzaamheid en stelselmatigheid, gericht op het verwerven van inkomsten of het behalen van winst. De schaal van de kwekerij en de mate van professionaliteit zijn daarbij belangrijke ijkpunten. Het bewijs voor de vaststelling dat aan één of meerdere van deze aspecten van beroeps- of bedrijfsmatig handelen is voldaan schiet tekort, zodat het hof de verdachte van dit strafverzwarende bestanddeel zal vrijspreken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij in
of omstreeksde periode van
1 januari 20161 mei 2017 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Harderwijk,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres] )
een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 612, althanseen groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten
ongeveer 612 hennepplanten, althansmeer dan 200 hennepplanten
en/of delen daarvan);
2.
hij in
of omstreeksde periode van
1 januari 20161 mei 2017 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Harderwijk,
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de firma Liander,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdie weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor feit 1 primair en feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht om een lagere taakstraf op te leggen in combinatie met een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel oplegging van een taakstraf waarvan een deel voorwaardelijk.
Verdachte heeft aangegeven dat hij de door de politierechter opgelegde taakstraf niet kan combineren met zijn huidige baan, omdat hij 6 dagen in de week werkt. Ook ligt er een aanvraag tot schuldsanering van verdachte gereed, die pas kan worden ingediend na het krijgen van een vast contract waarvoor verdachte in januari 2020 in aanmerking komt. De opgelegde taakstraf kan volgens verdachte zijn baan en daarmee zijn aanvraag tot schuldsanering in gevaar brengen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Met de politierechter heeft het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de exploitatie van een hennepkwekerij. Het ongereguleerd telen van hennep is verboden en brengt onder meer gezondheidsrisico’s met zich mee. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het houden van een hennepkwekerij, waarbij sprake is van een niet-professioneel aangelegde elektrische installatie, (brand)gevaar kan opleveren.
Bij de strafoplegging heeft het hof aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) inzake hennepkwekerijen. Bij 100-500 hennepplanten is als oriëntatiepunt vermeld een taakstraf van 120 uren en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk. Diefstal van elektriciteit is daarin niet meegenomen.
Het hof heeft ook acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 september 2019, waaruit volgt dat verdachte eerder in 1998 onherroepelijk is veroordeeld voor het telen van hennep alsmede diefstal van elektriciteit. Vanwege het lange tijdsverloop houdt het hof hier niet in strafverzwarende zin rekening mee.
Alles afwegende acht het hof voor beide feiten een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Hoewel de diefstal van elektriciteit niet is meegenomen in voornoemd oriëntatiepunt, ziet het hof - mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte - geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de politierechter is gedaan. Het hof is daarnaast van oordeel dat verdachte voldoende mogelijkheden heeft om deze taakstraf binnen 1 jaar te verrichten en dat dit niet het verlies van zijn baan hoeft te betekenen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.A. Hoekstra, griffier,
en op 23 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.D. den Hartog en mr. C.P.J. Scheele zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 oktober 2019.
Tegenwoordig:
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. C.Y. Huang, advocaat-generaal,
mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.