ECLI:NL:GHARL:2019:892

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.217.746
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een administratieve sanctie voor het parkeren in een groenstrook

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 11 april 2017 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het laten staan van zijn voertuig in een groenstrook, wat volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen verboden is. De betrokkene stelde dat hij zich aan artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) had gehouden, omdat zijn voertuig in de berm stond geparkeerd en niet in een groenstrook.

Het hof oordeelde dat de bepalingen in de APV onverbindend zijn wanneer in hogere regelgeving reeds in dezelfde materie is voorzien. Het RVV 1990 bevat echter geen specifieke bepalingen over het parkeren in een groenstrook, waardoor de gemeenteraad in de APV regels kan stellen. De beoordeling van de situatie ter plaatse, inclusief foto’s, toonde aan dat het terrein waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd, door de gemiddelde weggebruiker als een groenstrook werd gezien. Dit leidde tot de conclusie dat de betrokkene in strijd met de APV had gehandeld.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de opgelegde sanctie terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een groenstrook en de rol van de APV in relatie tot hogere regelgeving.

Uitspraak

WAHV 200.217.746
31 januari 2019
CJIB 193722016
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 11 april 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplantingen en groenstroken”, welke gedraging zou zijn verricht op de Griftdijk Zuid te Lent op 16 november 2015 om 14:27 uur met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De betrokkene meent dat hij zich heeft gehouden aan artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hij stelt dat zijn voertuig in de berm stond geparkeerd. Het betrof een braakliggend terrein en geen groenstrook. Bovendien mag de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) alleen gedragingen bevatten die niet worden geregeld in hogere regelgeving, zoals het RVV 1990.
3. Artikel 5.1.11 van de APV van de gemeente Nijmegen verbiedt het laten staan van een voertuig in een park, plantsoen of een niet van de weg deel uitmakende groenstrook.
4. Het is op zichzelf juist dat bepalingen in een APV onverbindend zijn wanneer in hogere regelgeving reeds in dezelfde materie is voorzien. Het RVV 1990 bevat echter geen bepalingen met betrekking tot het in een groenstrook laten staan van een voertuig. Gelet daarop kan een gemeenteraad in de APV regels stellen op dit punt.
5. De verbalisant heeft in een aanvullend proces-verbaal van 18 augustus 2016 op ambtsbelofte verklaard dat het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond in een openbare beplanting. Een groenstrook moet daaronder worden begrepen.
6. Gelet op het verweer van de betrokkene moet worden beoordeeld of de plaats waar de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd kan worden aangemerkt als een groenstrook, zoals bedoeld in de APV van de gemeente Nijmegen, of als berm. De APV geeft geen definitie van het begrip groenstrook. Van belang is met name hoe het terrein zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet.
7. Uit foto’s van de situatie ter plaatse, die zowel door de verbalisant als door de betrokkene zijn gemaakt, blijkt dat het voertuig van de betrokkene was geplaatst op een terrein naast de rijbaan, dat deels met gras of andere lage beplanting is bedekt. Verder zijn er diverse jonge boompjes aangeplant. Het terrein is met een verhoogde trottoirband van de rijbaan afgescheiden. Naar het oordeel van het hof doet dit terrein zich voor de gemiddelde weggebruiker voor als een groenstrook en moet het daarom als zodanig worden aangemerkt.
Dit brengt mee dat het voertuig van de betrokkene in strijd met de APV stond geplaatst.
8. De gedraging is verricht. Daarvoor is terecht een sanctie opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.