Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de vennootschap onder firma Fa. [geïntimeerde] en Zonen,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de akte na tussenarrest d.d. 30 april 2019 van [geïntimeerde] ,
- de antwoordakte van [appellant] ,
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
€ 26.748. De hoogte van de schade is niet van zodanige omvang dat [geïntimeerde] zonder vergoeding door [appellant] op een faillissement afstevent of anderszins ernstig in financiële problemen komt. Dat is in elk geval niet gesteld. Voor [appellant] mag worden aangenomen dat ook zij niet omvalt als zij de schade aan [geïntimeerde] zal moeten betalen.
€ 20.289,49 en volgens [geïntimeerde] bij een uitvalspercentage van 10% op € 26.748. Volgens [appellant] dient nog een aftrek van 3% bespaarde veilingkosten te worden meegenomen. Ook met inachtneming daarvan is de schade in elk geval hoger dan € 10.000 waarvoor de exoneratie van [appellant] geldt. Het hof hoeft daarom niet meer in te gaan op de vraag van welk uitvalspercentage moet worden uitgegaan.
€ 14.003,15 (schadebedrag plus deskundigenkosten) te vermeerderen met wettelijke rente over het bedrag van € 10.000 te rekenen vanaf 22 juni 2015 en over € 4.003,13 te rekenen vanaf 8 oktober, en de buitengerechtelijke kosten van € 1.082,51. De vordering van [appellant] tot terugbetaling is toewijsbaar voor zover [appellant] meer heeft betaald dan zij volgens dit arrest verschuldigd is. De vordering tot vergoeding van wettelijke rente daarover is, als verder niet betwist, ook toewijsbaar.