Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Allurepark de Batterijen B.V.,
h.o.d.n. Duynparc Soest,
1.[geïntimeerde1] en
[geïntimeerde2] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
14 dagen na dagtekening van het vonnis moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn tot de dag der voldoening;
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
primairte verklaren voor recht dat [geïntimeerden] c.s. aan rioolbijdraqe per perceel per
subsidiairte verklaren voor recht dat [geïntimeerden] c.s. op grond van
grief 1). Deze grief blijft, zoals uit hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, van belang in verband met de (aangepaste) vorderingen van Allurepark.
Anders dan [geïntimeerden] c.s. voorstaan (zie de memorie van antwoord tevens inhoudende grieven in incidenteel appel onder 31) geldt voor de vestiging van beperkte rechten op onroerende zaken, zoals erfdienstbaarheden, als uitlegmaatstaf dat het aankomt op de in die akten tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in die akten opgenomen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akten uit te leggen omschrijving van het te vestigen beperkte recht. De ratio voor die maatstaf is gelegen in de derdenwerking van hetgeen in de registers wordt ingeschreven, voor welke inschrijving immers de notariële akte de basis vormt. Derden moeten op die inschrijving kunnen vertrouwen en daarbij past niet een uitleg naar subjectieve maatstaven, gebaseerd op een uit die akte niet af te leiden partijbedoeling.
grief 1 slaagten de desbetreffende vordering van Allurepark (vgl. hiervoor onder 4.2. sub 1) voor toewijzing gereed ligt.
geen behandelingmeer behoeft.
derde griefbestrijdt Allurepark de afwijzing door de kantonrechter van haar retributievordering. Deze vordering baseert Allurepark op artikel A.1.3 van de tussen partijen toepasselijke Algemene akte. Deze bepaling luidt als volgt:
€ 850,65.
c.s. doorberekenen.
€ 1.009,01, voor 2015 een bedrag van € 1.019,10 en voor 2016 een bedrag van € 1.029,29 verschuldigd zijn aan Allurepark, alsmede hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling, binnen 14 dagen na arrestdatum, van in totaal € 860,11 aan onbetaald gelaten retributie over de jaren 2014 t/m 2016 en daarover verschuldigde BTW, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende facturen tot aan de dag der algehele voldoening (zie hiervoor onder 4.2 sub 2), zal worden toegewezen.
vierde griefziet op de rioolbijdrage, meer in het bijzonder op het oordeel van de kantonrechter dat de kosten voor het onderhoud van het riool op grond van de Algemene akte niet bij [geïntimeerden] c.s. in rekening kunnen worden gebracht.
Grief 4 faalt in zoverre.
Grief 4 slaagt dus deels en faalt voor het overige.
grief 5bestrijdt Allurepark het oordeel van de kantonrechter dat in het hiervoor onder 4.8 aangehaalde artikel A.1.3 van de Algemene akte een vergoeding voor de parkeigenaar wegens afvoer van huisvuil is begrepen, met dien verstande dat de daadwerkelijk te maken kosten naar evenredigheid kunnen worden doorberekend, indien deze meer mochten zijn gestegen dan voormelde ‘Consumentenprijsindex- alle huishoudens’. Voor een dergelijke stijging van kosten evenwel heeft Allurepark niets aangevoerd, zodat deze dadelijk kan worden gepasseerd. De vergoeding voor huisvuil moet daarmee in de retributie volgens artikel A.1.3 geacht worden te zijn begrepen.
In zoverre slaagt grief 5en zal de desbetreffende vordering van Allurepark (zie hiervoor onder 4.2 sub 5) worden toegewezen;
voor het overige faalt de griefen zal deze vordering worden afgewezen.
Grief 6 faaltderhalve en de desbetreffende vordering (zie hiervoor onder 4.2 sub 4).
[geïntimeerden] c.s. in het dictum te verbinden.
grieven 7 en 8 in het principaal appel slagen en de incidentele grieven falen.