ECLI:NL:GHARL:2019:8792

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
200.263.487
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in geval van belangenstrijd tussen ouders en minderjarigen

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 22 oktober 2019, wordt het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator behandeld. De vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft in hoger beroep verzocht om een bijzondere curator voor zijn kinderen, in het licht van een belangenstrijd met de moeder. De moeder heeft het gezag over de kinderen en er is een duidelijke weerstand van haar kant tegen contact tussen de vader en de kinderen, wat leidt tot een belangenconflict. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland en de adviezen van de raad voor de kinderbescherming, die hebben geadviseerd om de omgang tussen de vader en de kinderen te ontzeggen vanwege de negatieve impact op hun ontwikkeling.

Het hof oordeelt dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is om de belangen van de kinderen te behartigen, gezien de tegenstrijdige belangen van de ouders. De moeder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof over de benoeming. De vader heeft de wens geuit om drs. [D], een orthopedagoog, als bijzondere curator te benoemen. Het hof gaat hiermee akkoord en benoemt drs. [D] als bijzondere curator, met de opdracht om voor 2 januari 2020 verslag uit te brengen over zijn bevindingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn verplicht om hun contactgegevens aan de bijzondere curator te verstrekken, zodat afspraken kunnen worden gemaakt voor de verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.263.487
(zaaknummer rechtbank Gelderland 340485)
beschikking van 22 oktober 2019
inzake:
[verzoeker],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.L.M. Lichteveld te Amsterdam,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 september 2018 en 9 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 9 april 2019 wordt hierna aangeduid als ‘de bestreden beschikking’.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 9 juli 2019;
- het verweerschrift met betrekking tot het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
2.2
Het verzoek in hoger beroep van de vader tot benoeming van een bijzondere curator is ingeschreven bij dit hof onder zaaknummer 200.263.487 en ligt in onderhavige procedure ter beoordeling voor. Het verzoek in hoger beroep van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling is ingeschreven onder zaaknummer 200.263.477 en wordt in een afzonderlijke procedure behandeld.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 oktober 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De moeder is tevens bijgestaan door [A] , tolk in de Engelse taal. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [B] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [C] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2011 te [C] ,
hierna samen te noemen: de kinderen,
over wie de moeder van rechtswege alleen het gezag uitoefent. De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
De vader en de kinderen hebben elkaar eind januari 2017 voor het laatst gezien. In de periode daarvoor heeft incidenteel contact tussen hen plaatsgevonden.
3.3
De vader heeft bij verzoekschrift van 17 juli 2018 de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat hij eenmaal per maand op zaterdag of zondag de kinderen in Arnhem kan bezoeken en gedurende enkele uren bij zich kan hebben, waarbij hij de kinderen om 11.00 uur ophaalt en ze om 16.00 uur weer terugbrengt bij de woning van de moeder;
- te bepalen dat hij minimaal tweemaal per week op overeen te komen vaste dagen en tijdstippen in de gelegenheid wordt gesteld om telefonisch contact te hebben met de kinderen;
- te bepalen dat deze omgangsregeling wordt uitgebreid naar een regeling waarbij de kinderen een weekend per drie weken bij hem kunnen verblijven zodra hij beschikt over passende woonruimte waar hij de kinderen kan ontvangen;
- te bepalen dat de moeder hem eenmaal per twee maanden schriftelijk informeert over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en over de ontwikkeling van de kinderen.
3.4
Bij de beschikking van 5 september 2018 heeft de rechtbank iedere beslissing aangehouden en de raad verzocht te rapporteren en te adviseren met betrekking tot de vragen hoe de kinderen tegenover de vader staan en of er voor hen emotioneel veilige mogelijkheden zijn voor contactherstel.
3.5
De raad heeft in zijn raadsrapport van 28 januari 2019 de rechtbank geadviseerd om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen, omdat omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast heeft de raad geadviseerd om het verzoek tot een informatieregeling toe te wijzen, in die zin dat de moeder de vader (vier keer) per jaar schriftelijk informeert over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en over de ontwikkeling van de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank:
- de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegt voor de periode van één jaar;
- als informatieplicht met betrekking tot de kinderen vastgesteld dat de moeder de vader vier keer per jaar schriftelijk informeert over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en over hun ontwikkeling;
- het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen.
4.2
Grief 2 van de vader ziet op de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van zijn verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
De vader verzoekt het hof alsnog een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen.
4.3
De moeder refereert zich aan het oordeel van het hof ter zake dit verzoek.

5.motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat – kort weergegeven – dat de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator kan benoemen om de minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, staat het belang van de minderjarige voorop.
5.2
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is het hof van oordeel dat zich met betrekking tot de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen een belangenstrijd voordoet in de zin van artikel 1:250 BW. De moeder toont ernstige weerstand tegen de vader als persoon als gevolg van gebeurtenissen die tussen de ouders in het verleden hebben plaatsgevonden. De moeder voldoet aan haar informatieverplichting over de kinderen jegens de vader, zoals is bepaald in de bestreden beschikking, maar verder wil zij dat de vader bij haar vandaan blijft. De raad heeft in zijn voormeld raadsonderzoek geconstateerd dat de moeder niet ondersteunend kan en wil zijn in het contact tussen de kinderen en de vader, niet op emotioneel gebied en niet in de persoonlijke begeleiding. De hieruit voortvloeiende belangen van de moeder bij het uitblijven van contact tussen de vader en de kinderen zijn strijdig met de belangen van de kinderen die recht op omgang hebben met de vader.
5.3
Uit de door de raad – in het kader van het raadsonderzoek – met de kinderen gevoerde gesprekken is weliswaar naar voren gekomen dat de kinderen slechte herinneringen hebben aan de vader en dat zij contact met de vader afwijzen, maar het hof heeft er onvoldoende zicht op of die herinneringen reëel zijn en in hoeverre de weerstand van de moeder jegens de vader van invloed is op de mening en beeldvorming van de kinderen over de vader. In samenhang hiermee heeft het hof er ook onvoldoende zicht op of contactherstel tussen de vader en de kinderen mogelijk is en of de wensen van de kinderen op dit punt overeen komen met wat in hun belang is.
Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van de kinderen noodzakelijk om op grond van artikel 1:250 BW een bijzondere curator te benoemen. Hoewel het hof zich ervan bewust is dat de benoeming van een bijzondere curator met zich brengt dat de kinderen opnieuw en met een nieuwe persoon over de omgang in gesprek moeten gaan, acht het hof deze benoeming noodzakelijk, opdat de belangen van de kinderen zo goed mogelijk worden belicht en behartigd en door het hof kunnen worden betrokken bij de afweging en besluitvorming in deze zaak. Indien de bijzondere curator tot de conclusie komt dat contact/omgang tussen de kinderen en de vader in hun belang is, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord wat nodig is voor de kinderen en voor de ouders om dat te bewerkstelligen en op welke wijze (de opbouw van) de omgang kan worden vormgegeven.
5.4
De vader heeft de wens uitgesproken een orthopedagoog als bijzondere curator te benoemen. Drs. [D] , orthopedagoog/mediator, is door het hof bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden. Hij zal hiertoe door het hof worden benoemd en met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 5.3.
5.5
Het hof verzoekt de bijzondere curator uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak, die staat gepland op 16 januari 2020, aldus voor 2 januari 2020, een verslag van zijn bevindingen aan het hof toe te zenden. De ouders en de raad kunnen vervolgens schriftelijk op dat verslag reageren zoals hierna zal worden vermeld.

6.De beslissing

Het hof:
benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW over de minderjarigen:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [C] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2011 te [C] ,
drs. [D] , orthopedagoog/mediator
[a-straat 1]
[E]
06- [00000]
en met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 5.3;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle processtukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat (de advocaten van) de ouders per ommegaande de adres-, telefoon- en of
e-mailgegevens van de ouders aan de bijzondere curator ter kennis brengen, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator voor 2 januari 2020 aan het hof schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen;
bepaalt dat de ouders en de raad, zo nodig, na ontvangst van het afschrift van het verslag van de bijzondere curator, hierop schriftelijk kunnen reageren voor 9 januari 2020, met een afschrift van deze reactie aan de andere ouder, de raad en de bijzondere curator;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 22 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.