ECLI:NL:GHARL:2019:8769

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
21-002915-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens gebrek aan aanzegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen het vonnis van 9 mei 2018. Tijdens de behandeling van de zaak op 8 maart 2019 bleek dat de aanzegging van het hoger beroep niet was uitgereikt aan de verdachte, die op dat moment niet op de hoogte was van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de oproeping in hoger beroep rechtsgeldig was betekend aan een huisgenoot van de verdachte, maar dat er geen poging was gedaan om de aanzegging persoonlijk aan de verdachte te betekenen. Hierdoor was het hof van mening dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof was dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, omdat niet was gebleken dat de verdachte op de hoogte was van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte aanzegging in hoger beroep en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002915-18
Uitspraak d.d.: 4 oktober 2019
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 mei 2018 met parketnummer 96-023707-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 maart 2019 en 4 oktober 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot aanhouding voor onbepaalde tijd teneinde (opnieuw) te trachten de aanzegging in hoger beroep aan verdachte uit te reiken.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Tijdens de behandeling van de zaak op 8 maart 2019 bij dit hof is gebleken dat de aanzegging van het hoger beroep niet was uitgereikt en dat de dagvaarding voor de zitting in hoger beroep niet in persoon was betekend. De zaak is toen aangehouden voor onbepaalde tijd teneinde het OM in de gelegenheid te stellen verdachte op de hoogte te brengen van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep van 22 mei 2018.
Het hof stelt vast dat sprake is van een rechtsgeldige betekening van de oproeping in hoger beroep. Deze is betekend aan een huisgenoot van verdachte. Van een poging om de aanzegging hoger beroep te betekenen blijkt wederom niet. Voorgaande betekent dat opnieuw niet is gebleken dat verdachte op de hoogte is geraakt van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep. Het hof verbindt hieraan ditmaal de conclusie dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 4 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.C.J. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.