ECLI:NL:GHARL:2019:876

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
21-005152-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarige veroordeeld voor medeplegen van poging tot oplichting met valse betalingsapplicatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor medeplegen van poging tot oplichting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 juli 2017, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een laptop probeerde te kopen met behulp van een valse betalingsapplicatie. De verdachte en zijn medeverdachte hadden gereageerd op een advertentie van AVROTROS voor de verkoop van een laptop. Tijdens de ontmoeting met de verkoper toonde de medeverdachte een neppe betalingsapp, waarmee hij beweerde het geld te hebben overgemaakt. De redactie van AVROTROS, die de ontmoeting had gefilmd, belde de politie toen zij ontdekten dat het rekeningnummer niet bestond. De verdachte en zijn medeverdachte werden kort daarna aangehouden. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van poging tot oplichting, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de oplichtingsplannen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 25 uren, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van het misdrijf en het gebruik van valse identificatie in online transacties.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005152-18
Uitspraak d.d.: 23 januari 2019
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 10 september 2018 met parketnummer 16-652044-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2001] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 25 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft de verdachte bij vonnis van 10 september 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van medeplegen van poging tot oplichting veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis zich niet leent voor bevestiging. Het vonnis voldoet onder meer niet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van de zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Het hof komt voorts tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2017 te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] en/of (een medewerker van) AVROTROS te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een laptop/computer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- aangegeven heeft tot de koop over te willen gaan en/of
- op een telefoon een neppe/valse betalingsapplicatie heeft getoond en/of
- gevraagd heeft om het bankrekeningnummer van die [slachtoffer] en/of die medewerker van AVROTROS en/of
- getoond heeft op die neppe/valse betalingsapplicatie dat hij het geldbedrag heeft overgemaakt via de neppe/valse betalingsapplicatie als ware het geldbedrag overgeboekt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde medeplegen tot poging oplichting. Daartoe is aangevoerd dat voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Verdachte zou niet hebben geweten dat medeverdachte [medeverdachte] van plan was om de verkoopster van de laptop op te lichten.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de hierna te melden bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt. [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting van het hof blijkt de volgende gang van zaken.
Bij het programma Opgelicht?! van AVROTROS zijn diverse meldingen binnengekomen van oplichtingspraktijken via Marktplaats waarbij gebruik werd gemaakt van een valse betalingsapp. De redactie van Opgelicht?! heeft naar aanleiding daarvan een advertentie op Marktplaats aangemaakt waarin een laptop, een MacBook Pro Retina, voor € 1.100,- te koop werd aangeboden. Een zekere [naam 1] heeft gereageerd op de advertentie. Omdat de redactie van Opgelicht?! het vermoeden had dat [naam 1] mogelijk een oplichter was, heeft de redactie op 3 juli 2017 een afspraak met hem gemaakt. Afgesproken werd dat de eventuele koop en verkoop van de laptop zou plaatsvinden in een woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . De woning is door Opgelicht?! voorzien van opnameapparatuur waarmee de ontmoeting is opgenomen. [2]
Verdachte is op 3 juli 2017 samen met medeverdachte [medeverdachte] vanuit [plaats 2] met de trein naar [plaats 1] gereisd. Verdachte heeft de € 12,- voor zijn treinkaartje uit eigen zak betaald. [3] Vervolgens zijn zij samen naar de woning aan de [straat] gegaan en hebben aangebeld. De vrouw die de deur opende, een medewerkster van AVROTROS, vroeg aan [medeverdachte] of hij [naam 1] was. Medeverdachte [medeverdachte] gaf aan dat hij inderdaad [naam 1] was. [4] Verdachte heeft ook gehoord dat [medeverdachte] zich voorstelde als [naam 1] . [5]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn samen de woning binnengegaan. De medewerkster heeft in de woonkamer de laptop aan [medeverdachte] gegeven om te bekijken. [6] Verdachte bekeek de laptopdoos en vroeg aan de medewerkster of er een factuur van de aankoop van de laptop aanwezig was. [7] [medeverdachte] besloot vrij snel dat hij de laptop wilde kopen en haalde daarop een Samsung-telefoon tevoorschijn waarop direct een betalingsapp te zien was. De medewerkster heeft een rekeningnummer gegeven waarnaar het overeengekomen bedrag van € 1.050,- kon worden overgemaakt. [medeverdachte] gaf aan dat hij het geld had overgemaakt en liet op zijn telefoon zien dat het bedrag was overgemaakt. De redactie van Opgelicht?! kon meekijken en heeft direct het rekeningnummer van [medeverdachte] -dat te zien was op de betalingsapp - gecontroleerd, waarna bleek dat het rekeningnummer niet bestond. De redactie van Opgelicht?! heeft toen de politie gebeld. [8]
De medewerkster heeft vervolgens verdachte en medeverdachte [medeverdachte] alleen gelaten in de woonkamer. Zij is naar boven gelopen om de oplader en de factuur op te halen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte en [medeverdachte] op dat moment zenuwachtig werden. Verdachte en [medeverdachte] verlieten vervolgens in snel tempo de woonkamer en daarna de woning. [9] Verdachte heeft verklaard dat hij is weggerend omdat hij zag dat er politie was. [10] Even later werden, na een korte achtervolging, verdachte en [medeverdachte] aangehouden door de politie. [medeverdachte] had op dat moment geen Samsung-telefoon meer bij zich. [11] Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij eveneens de camerabeelden heeft bekeken. Hij hoorde dat verdachte op een gegeven moment tegen [medeverdachte] zei: “Verwijder die app”. [medeverdachte] verrichtte vervolgens een handeling op zijn telefoon. [12]
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat op het moment dat de medewerkster van AVROTROS boven was voor het ophalen van de oplader en de factuur, [medeverdachte] hem vertelde dat de betalingsapp vals was. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij er pas op dat moment achter kwam dat [medeverdachte] probeerde om de vrouw op te lichten. Hij heeft toen tegen [medeverdachte] gezegd "Verwijder die app". [13]
Het hof acht het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst, te weten dat hij voor de veiligheid en de gezelligheid meeging met [medeverdachte] en dat hij geen weet had van de poging tot oplichting, onaannemelijk. Het hof acht hierbij de volgende elementen van belang:
- [medeverdachte] gebruikte niet zijn eigen naam, verdachte wist dat;
- verdachte heeft de € 12,- voor een treinkaartje uit eigen zak betaald;
- verdachte heeft zich actief bemoeid met de koop (hij bekeek de doos en vroeg naar de factuur);
- nadat de medewerkster de woonkamer verliet, werden beide verdachten zenuwachtig;
- verdachte heeft tegen [medeverdachte] gezegd "Verwijder die app";
- het ging om de koop van een dure laptop, terwijl verdachte zich, blijkens zijn verklaring ter zitting van het hof, niet heeft afgevraagd waar de destijds 18-jarige [medeverdachte] dat bedrag van kon betalen;
- verdachte heeft zich niet van [medeverdachte] gedistantieerd toen hij van [medeverdachte] hoorde dat de betalingsapp vals was, maar hij is samen met [medeverdachte] de woning uitgerend en weggerend voor de politie;
- verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verteld dat hij en [medeverdachte] het over zijn schoolcijfers hebben gehad toen de medewerkster naar boven was. Pas ter zitting in eerste aanleg is verdachte met de verklaring gekomen dat [medeverdachte] hem toen heeft verteld dat de betalingsapp nep was.
Gelet op al deze elementen tezamen in onderling verband en samenhang beschouwd, kan het, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, niet anders zijn dan dat verdachte al van te voren wetenschap had van het feit dat de betalingsapp op de telefoon van [medeverdachte] vals was en dat het de bedoeling was om de vrouw die laptop te koop aanbood, op te lichten. Het hof is voorts van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof bewezen dat sprake was van medeplegen.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer van de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juli 2017 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen een medewerker van de AVROTROS te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een laptop tezamen en in vereniging met een ander
- aangegeven heeft tot de koop over te willen gaan en
- op een telefoon een valse betalingsapplicatie heeft getoond en
- gevraagd heeft om het bankrekeningnummer van die medewerker van AVROTROS en
- getoond heeft op die valse betalingsapplicatie dat hij het geldbedrag heeft overgemaakt via de valse betalingsapplicatie als ware het geldbedrag overgeboekt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 3 juli 2017 samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting. Verdachte en zijn mededader hebben getracht om door gebruikmaking van een valse betalingsapp een medewerker van de AVROTROS te bewegen tot de afgifte van een laptop, die zij te koop had aangeboden via Marktplaats. Verdachte heeft op brutale wijze geprobeerd om misbruik te maken van het vertrouwen dat burgers in elkaar moeten kunnen stellen, teneinde de internethandel in het algemeen op een juiste wijze te laten functioneren. Het hof rekent het verdachte aan dat hij kennelijk enkel oog heeft gehad voor eigen geldelijk gewin.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 december 2018 blijkt dat hij vóór het plegen van onderhavig feit niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft ook acht geslagen op de omtrent de persoon van verdachte opgestelde rapportages en de e-mails van [naam 2] van SAVE en [naam 3] van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 januari 2019.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 25 uren, met aftrek van het voorarrest, een passende bestraffing.
Het hof ziet, gelet op de recente onherroepelijke veroordeling van verdachte door dit hof, te weten op 10 oktober 2018, waarbij aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden met een proeftijd van twee jaar is opgelegd, geen reden om thans opnieuw een deels voorwaardelijke straf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 23 januari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd [nummer] , gesloten en getekend op 18 januari 2018 door [verbalisant 2] , BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Midden-Nederland.
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2017 (als bijlage op pagina 4 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] namens AVROTROS.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 januari 2019.
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2017 (als bijlage op pagina 4 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] namens AVROTROS.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 januari 2019.
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2017 (als bijlage op pagina 4 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] namens AVROTROS.
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2017 (als bijlage op pagina 38 e.v. van voornoemd proces-verbaal), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2017 (als bijlage op pagina 4 e.v. van voornoemd proces-verbaal) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] namens AVROTROS.
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2017 (als bijlage op pagina 38 e.v. van voornoemd proces-verbaal), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 januari 2019.
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2017 (als bijlage op pagina 14 e.v. van voornoemd proces-verbaal), inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
12.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2017 (als bijlage op pagina 40 e.v. van voornoemd proces-verbaal), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 januari 2019.