In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 11 november 2017. De politierechter had een taakstraf opgelegd, maar de verdachte stelde hoger beroep in. Tijdens de zitting op 7 oktober 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte niet strafbaar is, omdat hij ten tijde van het delict in een psychose verkeerde. Dit werd onderbouwd met een geneeskundige verklaring die een langdurig psychotisch toestandsbeeld bevestigde.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling tot een voorwaardelijke taakstraf had geëist, verworpen. Het hof oordeelde dat het bewezenverklaarde feit de verdachte niet kon worden toegerekend, omdat zijn gedrag in overwegende mate werd beïnvloed door de psychose. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De benadeelde partij kan haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen.
De beslissing van het hof was gebaseerd op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van hetgeen hem meer of anders was ten laste gelegd, en het hof heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.