Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
ontvangervan
de Belastingdienst/kantoor Utrecht(hierna: de Ontvanger)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] C.V. tegen de Belastingdienst/kantoor Utrecht. De zaak betreft de invorderingsrente die aan belanghebbende in rekening is gebracht voor drie belastingaanslagen. De Ontvanger had de bezwaren van belanghebbende tegen deze invorderingsrente niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank Gelderland werd vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de bezwaren tijdig waren ingediend en dat de Ontvanger in de proceskosten moest worden veroordeeld. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 24 september 2019 werd duidelijk dat de hoorplicht was geschonden. Het Hof oordeelde dat belanghebbende benadeeld zou worden als het Hof zelf in de zaak zou voorzien. Er was onduidelijkheid over de verzoeken om verrekening die door de gemachtigde van belanghebbende waren gedaan. Het Hof besloot daarom de zaken terug te wijzen naar de Ontvanger, zodat deze de gemachtigde op de juiste wijze kon uitnodigen om te worden gehoord en de uitstaande vraagpunten te bespreken.
Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en oordeelde dat de Ontvanger het betaalde griffierecht aan belanghebbende moest vergoeden. De proceskostenvergoeding die door de rechtbank was toegekend, werd in stand gelaten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.