Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of de huur door de appellante is opgezegd. De zaak betreft een huurcontract tussen de appellante en de geïntimeerde, waarbij de appellante een woning huurde voor € 700,- per maand. De huurovereenkomst was oorspronkelijk voor een jaar, maar is voor onbepaalde tijd verlengd. De appellante heeft de huur tot en met juli 2017 betaald, maar heeft de woning eind augustus 2017 verlaten. De geïntimeerde vorderde vervolgens achterstallige huur en vergoeding voor het gebruik van stallen, wat door de kantonrechter werd toegewezen.
De appellante betwist de verschuldigdheid van de huur over september 2017 en stelt dat de geïntimeerde de huur heeft opgezegd. Het hof oordeelt dat de appellante in de gelegenheid wordt gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat de huur medio juli 2017 is opgezegd. Het hof wijst erop dat de geïntimeerde deze opzegging betwist en dat de appellante bewijs heeft aangeboden. De zaak wordt verder behandeld met de mogelijkheid voor partijen om getuigen te laten horen.
Het hof benadrukt dat de kosten van bewijsvoering in verhouding staan tot het financiële belang van de zaak en moedigt partijen aan om een schikking te overwegen. De beslissing van het hof is dat de appellante feiten en omstandigheden moet bewijzen die haar stelling ondersteunen dat de huur is opgezegd. De verdere procedure wordt aangehouden tot het bewijs is geleverd.