In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) van belanghebbende, die in 2014 in loondienst was op een binnenvaartschip voor een vennootschap in Liechtenstein. De belanghebbende, die het gehele jaar 2014 in Nederland woonde, verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, maar het Hof oordeelde dat hij niet in aanmerking kwam voor deze aftrek omdat hij zijn werkzaamheden niet binnen het grondgebied van Liechtenstein had verricht. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de aanslag ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belastingplichtige geen recht had op aftrek, aangezien de werkzaamheden niet in Liechtenstein waren uitgevoerd. Het Hof concludeerde dat de belastingwetgeving van Liechtenstein niet relevant was voor de beoordeling van de Nederlandse belastingplicht. De verzoeken om proceskostenvergoeding werden afgewezen, omdat er geen bezwaar was gemaakt tegen de ambtshalve vermindering van de aanslag. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.