In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de gezags- en omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2011 en 2015. De ouders, die in 2012 zijn gehuwd en inmiddels gescheiden, zijn verwikkeld in een langdurige juridische strijd over de zorg voor hun kinderen. De moeder heeft de Algerijnse nationaliteit, terwijl de vader zowel de Algerijnse als de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de moeder voorlopig het gezag over de kinderen toegewezen, maar de vader heeft in hoger beroep verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen en om het gezag te wijzigen.
Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, gezien de voortdurende strijd en het gebrek aan constructieve communicatie. De moeder heeft verzocht om het eenhoofdig gezag, wat het hof heeft toegewezen, en het gezag is voortaan alleen aan haar toebedeeld. De vader had ook grieven ingediend tegen de omgangsregeling, maar het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, die de omgang tussen de vader en de kinderen had beperkt tot één uur per week onder begeleiding van de gecertificeerde instelling (GI).
De uitspraak benadrukt de noodzaak van stabiliteit en het belang van de kinderen in een situatie waarin de ouders niet in staat zijn om samen te werken. Het hof heeft de eerdere beslissingen van de rechtbank vernietigd voor zover het het gezag betreft en heeft de verzoeken van de vader afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de nieuwe regeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele verdere juridische stappen van de vader.