ECLI:NL:GHARL:2019:829

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
200.232.620
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot overlegging van bescheiden en het gelasten van een comparitie van partijen in een geschil over onderhuurovereenkomsten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap [appellante] B.V. en Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V. over onderhuurovereenkomsten met betrekking tot onroerend goed waar [appellante] een horecabedrijf uitoefent. Grolsch, als onderverhuurder, en [appellante], als onderhuurder, hebben twee onderhuurovereenkomsten gesloten. Er is een geschil ontstaan over het onderhoud van het gehuurde, waarbij [appellante] in eerste aanleg een verklaring voor recht heeft gevorderd dat Grolsch tekort is geschoten in haar verplichtingen, en Grolsch in reconventie de ontbinding van de onderhuurovereenkomsten heeft gevorderd.

De kantonrechter heeft in het eindvonnis van 20 december 2017 de vorderingen van [appellante] grotendeels afgewezen en die van Grolsch grotendeels toegewezen. Tegen dit vonnis is [appellante] in hoger beroep gekomen. In het hoger beroep heeft [appellante] het hof verzocht om een comparitie van partijen te gelasten en om Grolsch te bevelen bepaalde processtukken uit de vrijwaringsprocedure in het geding te brengen.

Het hof heeft geoordeeld dat er een samenhang bestaat tussen de hoofdzaak en de vrijwaringsprocedure, en heeft Grolsch bevolen de processtukken uit de vrijwaringsprocedure in het geding te brengen. Tevens heeft het hof een meervoudige comparitie van partijen gelast, waarbij partijen vertegenwoordigd dienen te zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking. Het hof heeft de kosten van het incident aan Grolsch opgelegd en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.232.620
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 5130933)
arrest van 29 januari 2019
in het incident in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante] B.V.,
gevestigd te [woonplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. S.M. van der Zwan,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V.,
gevestigd te Enschede,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Grolsch,
advocaat: mr. M.H.L. van Dijkman.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 6 maart 2018 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- akte tot het in het geding brengen van producties aan de zijde van [appellante] ,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 8 mei 2018,
- de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis, met producties,
- de memorie van antwoord, met producties,
- de incidentele memorie, althans verzoek aan het hof ex artikel 22 Rv om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid, met producties,
- de memorie van antwoord in incident.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in het incident bepaald.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1
Tussen Grolsch, als onderverhuurder, en [appellante] , als onderhuurder, zijn twee onderhuurovereenkomsten tot stand gekomen ten aanzien van onroerend goed (hierna: het gehuurde) waarin [appellante] een horecabedrijf uitoefent. Grolsch huurt op haar beurt het gehuurde van twee eigenaren, zijnde Novamax Vastgoed B.V. (hierna: Novamax) en [verhuurder 2] .
2.2
Tussen partijen is een geschil ontstaan over (het onderhoud van) het gehuurde. In eerste aanleg heeft [appellante] in conventie – samengevat – gevorderd een verklaring voor recht dat Grolsch is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de onderhuurovereenkomsten en Grolsch te veroordelen tot het herstellen van gebreken aan het gehuurde. Grolsch heeft in reconventie – samengevat – gevorderd de onderhuurovereenkomsten te ontbinden, [appellante] te veroordelen het gehuurde te ontruimen en [appellante] te veroordelen tot betaling van onder meer achterstallige huurtermijnen. Grolsch heeft Novamax in vrijwaring opgeroepen.
2.3
De kantonrechter heeft in het eindvonnis van 20 december 2017 de vorderingen van [appellante] in conventie grotendeels afgewezen en de vorderingen van Grolsch grotendeels toegewezen en voorts geoordeeld dat op de vordering in de vrijwaringsprocedure niet meer behoeft te worden beslist. Tegen dit vonnis is [appellante] in hoger beroep gekomen.
2.4
[appellante] heeft het hof op 22 oktober 2018 verzocht om primair een comparitie van partijen te gelasten dan wel subsidiair een akte te mogen nemen. Grolsch heeft op
6 november 2018 haar bezwaren geuit tegen dit verzoek.
2.5
Vervolgens heeft [appellante] bij incidentele memorie op 6 november 2018 het hof verzocht bij incidenteel arrest of met ambtshalve gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid, uitvoerbaar bij voorraad, Grolsch te bevelen de processtukken inclusief alle producties uit de vrijwaringsprocedure in eerste instantie (voor zover die wordt gevoerd) in appel in het geding te brengen, met veroordeling van Grolsch, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten. [appellante] heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de processtukken uit de vrijwaringsprocedure van belang zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de door [appellante] aangevoerde grieven in de hoofdzaak.
2.6
Grolsch heeft bij memorie van antwoord in het incident zich uitgelaten over bepaalde stellingen die [appellante] aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd en heeft het hof verzocht deze stellingen bij de beoordeling van het incident buiten beschouwing te laten, maar heeft geconcludeerd zich te refereren aan het oordeel van het hof.
2.7
Op grond van artikel 22 lid 1 Rv kan de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of één van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Het hof merkt op dat de hoofdzaak en de procedure in vrijwaring twee aparte procedures zijn. Tussen de hoofdzaak en de vrijwaringsprocedure bestaat in de onderhavige zaak echter een dusdanige samenhang dat het in het feitenonderzoek voor het hof wellicht van belang zou kunnen zijn ook de processtukken uit de vrijwaringsprocedure tot zijn beschikking te hebben. Het hof zal de incidentele vordering dan ook toewijzen en bevelen dat Grolsch de processtukken met producties van de vrijwaringsprocedure in eerste aanleg en in hoger beroep in het geding zal brengen en zal Grolsch veroordelen in de kosten van het incident conform het liquidatietarief op € 1.074,- voor salaris advocaat (1 punt x appeltarief II).
2.8
Voorts ziet het hof aanleiding een meervoudige comparitie van partijen te gelasten in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak. Het doel van de comparitie is het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling. Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor dagbepaling meervoudige comparitie van partijen. Het hof verzoekt de advocaat van Grolsch om dit arrest ook alvast door te sturen aan de advocaat van Novamax (de vrijwaringszaak) opdat deze er mee rekening kan houden dat in beide zaken tegelijk een comparitie van partijen zal worden gehouden. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
beveelt Grolsch de processtukken met producties uit de vrijwaringsprocedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep in het geding te brengen, nadat deze stukken ter rolle zijn genomen;
verklaart dit arrest voor zover het hierin vermelde bevel uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt Grolsch in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] vastgesteld op € 1.074,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
bepaalt dat partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof, die daartoe zitting houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem, waarbij op de rol van
30 juli 2019een dag en tijdstip voor die comparitie worden bepaald, zulks voor het onder 2.8 genoemd doel;
bepaalt dat advocaten bij deze comparitie elk gedurende maximaal tien minuten, aan de hand van maximaal twee A4’tjes spreeknotities, het standpunt van partijen mogen toelichten;
bepaalt dat [appellante]
uiterlijk acht wekenvoor de te houden comparitie het volledige procesdossier in viervoud ter griffie van het hof dient over te leggen;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof (
in vijfvoud) en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, R. Prakke-Nieuwenhuizen en S.B. Boorsma en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2019.