Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vrijspraak
BESLISSING
vrij.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was beschuldigd van poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer op 3 juli 2018. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vrijspraak is gebaseerd op het feit dat de verklaringen van de verdachte, afgelegd tijdens haar verhoor bij de politie op 4 juli 2018, niet als bewijs mochten worden gebruikt. Dit was het gevolg van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de verbalisanten de verdachte niet als verdachte hadden aangemerkt en haar de cautie niet hadden medegedeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in staat was om afstand te doen van haar recht op rechtsbijstand, zoals voorgeschreven in artikel 28b van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.