ECLI:NL:GHARL:2019:8142

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
200.264.626
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling wegens sollicitatieverzuim

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die in eerste aanleg was toegelaten tot deze regeling door de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 14 november 2016 de appellant toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Op 13 augustus 2019 weigerde de rechtbank het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en verlengde de termijn met tien maanden tot 14 september 2020. De appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij primair vroeg om vernietiging van het vonnis en subsidiair om verlenging van de looptijd van de regeling.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant zijn sollicitatieplicht heeft geschonden van oktober 2018 tot en met juli 2019, waarbij hij niet de vereiste vier sollicitaties per maand heeft verricht. De rechtbank had de appellant een laatste kans gegeven om zijn regeling tot een goed einde te brengen, rekening houdend met de gevolgen van een tussentijdse beëindiging en de communicatieproblemen met de bewindvoerder. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij aan zijn sollicitatieplicht heeft voldaan, en zijn bezwaar tegen de beslissing van de rechtbank werd verworpen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de tekortkomingen van de appellant in de sollicitatieplicht een verlenging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen, en heeft het de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.264.626
(insolventienummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: C 08/16/730R)
arrest van 7 oktober 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats]
appellant, hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. T. Şeker.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank),
van 14 november 2016 is [appellant] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank van 13 augustus 2019 (hierna: het bestreden vonnis) is het verzoek van de bewindvoerder, [bewindvoerder] , tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant] geweigerd en is de termijn van die regeling verlengd met tien maanden, tot 14 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 19 augustus 2019 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. [appellant] verzoekt het hof primair dat vonnis te vernietigen, voor zover daarin is geweigerd conform het verzoek van de bewindvoerder zijn schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, en primair te beslissen dat de regeling gedurende de reguliere looptijd wordt voortgezet en subsidiair die looptijd te verlengen met een door het hof juist achten korte periode.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, de brieven met bijlage(n) van mr. Şeker van 27 augustus 2019, 3 september 2019 en 23 september 2019 en de brief met bijlagen van 26 september 2019 van de bewindvoerder.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2019. [appellant] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Şeker. Voorts is de bewindvoerder verschenen.

3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] , geboren op [geboortedatum] , is alleenstaand. Van 21 februari 2017 tot
1 september 2017 is hij vanwege psychische klachten (waarvoor hij onder behandeling van een psycholoog is geweest) door de rechter-commissaris vrijgesteld van de sollicitatieplicht. In mei 2018 heeft [appellant] een verzoek tot verlenging van ontheffing van de sollicitatieplicht ingediend bij de rechter-commissaris. Dat verzoek is toegewezen tot
1 oktober 2018. Vanaf die datum diende [appellant] (weer) fulltime te solliciteren.
3.2
De rechtbank heeft aan haar beslissing om de looptijd van de schuldsaneringsregeling van [appellant] met tien maanden te verlengen het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] heeft de op hem rustende sollicitatieplicht vanaf oktober 2018 tot en met juli 2019 geschonden. Uit het door [appellant] aan de bewindvoerder overgelegde overzicht van de door hem verrichte sollicitaties is gebleken dat [appellant] vanaf oktober 2018 niet tenminste vier gerichte sollicitaties per maand heeft verricht. Daarnaast heeft [appellant] van deze sollicitaties niet de juiste bewijsdocumenten aan de bewindvoerder verstrekt, zodat de bewindvoerder niet kan verifiëren of [appellant] daadwerkelijk heeft gesolliciteerd.
De stelling van [appellant] dat hij niet wist dat hij de sollicitatieplicht heeft geschonden, omdat het vanaf 23 april 2019 is misgelopen met het e-mailverkeer, is niet aannemelijk.
heeft van de rechtbank in ieder geval twee informatiefolders ontvangen waarin staat beschreven welke verplichtingen gelden als de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. Daarnaast heeft ook de bewindvoerder [appellant] diverse keren over de geldende verplichtingen geïnformeerd. [appellant] had dus moeten en kunnen weten hoe hij de sollicitatieplicht naar behoren had moeten nakomen. Desondanks heeft hij niet correct aan de sollicitatieplicht voldaan, aldus de rechtbank.
Hoewel een schending van de sollicitatieplicht van deze duur in beginsel voldoende reden is de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, heeft de rechtbank [appellant] één laatste kans gegeven om zijn regeling tot een goed einde te brengen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen de reeds verstreken duur van de schuldsaneringsregeling, de ingrijpende gevolgen van een tussentijdse beëindiging en het feit dat de bewindvoerder niet steeds het juiste e-mailadres van [appellant] heeft gebruikt, zodat aannemelijk is dat een deel van de berichten van de bewindvoerder [appellant] niet heeft bereikt.
3.3
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. In het beroepschrift, de overige stukken en ter zitting in hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Ook in hoger beroep is dus voldoende komen vast te staan dat [appellant] de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht gedurende tien maanden niet naar behoren is nagekomen. [appellant] heeft immers niet weersproken dat hij vanaf oktober 2018 tot en met juli 2019 minder dan de vier vereiste sollicitaties per maand (in enkele maanden zelfs geen enkele sollicitatie) heeft verricht en ook niet dat hij de wel door hem verrichte sollicitaties niet met de bijbehorende bewijzen heeft onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat hij daadwerkelijk heeft gesolliciteerd.
Het bezwaar van [appellant] tegen de voor hem volkomen onverwachte en in zijn ogen onbegrijpelijke beslissing om de looptijd van zijn regeling te verlengen omdat hij nimmer is gewezen op enige tekortkoming in zijn sollicitatieactiviteiten, kan hem niet baten. Naast de in het bestreden vonnis genoemde informatiefolders heeft de bewindvoerder gezien ook de door hem in het wettelijk schuldsaneringstraject uitgebrachte verslagen [appellant] op verschillende momenten geïnformeerd over de inhoud van zijn sollicitatieplicht.
Ook kort voor afloop van de verleende ontheffing van zijn sollicitatieplicht per 1 oktober 2018 (e-mail 13 september 2018) en daarna (e-mail 2 november 2018) heeft de bewindvoerder [appellant] gewezen op deze plicht en op de mogelijkheid met onderbouwing van (medische) stukken een nieuwe ontheffing aan te vragen.
Dat volgens de stelling van [appellant] er in sommige maanden zo weinig geschikte vacatures voor hem waren dat hij in die maanden niet heeft gesolliciteerd of de vereiste vier sollicitaties niet heeft gehaald, doet ook niet af aan (de ernst van) zijn sollicitatieverzuim.
Hiervoor geldt dat niet valt in te zien waarom het [appellant] , ook volgens de door de bewindvoerder gegeven verklaring, wel in augustus en september 2019 is gelukt om zijn sollicitatieplicht correct na te komen en in de tien maanden daaraan voorafgaand niet.
3.4
Op grond van het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat de tekortkoming van [appellant] in de sollicitatieplicht een verlenging van zijn schuldsaneringsregeling rechtvaardigt en dat die verlenging, in de regel gelijk aan de duur van de tekortkoming, op tien maanden moet worden gesteld.
3.5
Het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 13 augustus 2019.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, Z.J. Oosting en D. Stoutjesdijk, en is op 7 oktober 2019 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.