Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellant] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
6 september 2019 van mr. Geeraths ontvangen proces-verbaal van de behandeling bij de rechtbank op 13 augustus 2019 en de brief met bijlagen van 23 september 2019 van de huidige WSNP-bewindvoerder.
Ook verschenen is [beschermingsbewindvoerder] namens de medio december 2012 benoemde beschermingsbewindvoerder Stichting Zij aan Zij.
3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
heeft erkend dat hij onder de naam [naam stal] veelvuldig naar buiten treedt en in dat kader langdurig werkzaamheden heeft verricht en nog steeds verricht en dat hij voor die werkzaamheden inkomsten in contanten heeft genoten. [appellant] heeft verklaard dat hij door de eigenaren van de paarden die bij [naam stal] waren ondergebracht is betaald voor voer en verzorging. Dit kan niet anders worden begrepen dan dat [appellant] voor zijn werkzaamheden (verzorging) is beloond. Er werd in het geheel geen boekhouding bijgehouden en in de belastingaangifte(n) voor de IB is hiervan nimmer melding gemaakt. [appellant] stelt anderzijds dat hij met het stallen en verzorgen van de paarden geen geld heeft verdiend en dat hij dit alles als hobby deed.
De rechtbank is verder met de rechter-commissaris van oordeel dat [appellant] naast de activiteiten in loondienst die hij wél aan de bewindvoerder heeft opgegeven, langdurig activiteiten als zelfstandige (heeft) verricht waarmee contante geldstromen gepaard zijn gegaan en dat [appellant] , naast zijn vrij te laten bedrag, de beschikking heeft gehad over een contante inkomstenstroom die de kosten die hij moest maken aanzienlijk heeft overtroffen. Deze (meer-)inkomsten zijn niet aan de schuldeisers ten goede gekomen omdat deze niet aan de boedel zijn afgedragen, aldus de rechtbank.
Gezien ook het feit dat hij in het verleden in grote financiële problemen is gekomen omdat mensen uit de paardenwereld zich ten koste van hem hebben verrijkt (hiervoor is beschermingsbewind ingesteld), was [appellant] een gewaarschuwd man en wist hij, of had hij moeten weten, dat hij door zich weer in te laten met mensen om in ruil voor omgang met hun paarden diensten te verrichten grote financiële risico’s nam. In elk geval lag het op zijn weg om, alleen al bezien in het licht van de diverse contante bedragen die hij van de eigenaren van de paarden zou gaan ontvangen (of al ontving) en de daar tegenover staande kosten, de WSNP-bewindvoerder bij zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling van zijn activiteiten op de hoogte te stellen. Zijn stelling dat hij hiertoe niet gehouden was omdat deze activiteiten in zijn beleving puur hobbymatig waren en als uitlaatklep dienden, en hem niet of nauwelijks financieel voordeel hebben gebracht, is onjuist, nu het aan de bewindvoerder als behartiger van de belangen van de saneringsboedel is om een dergelijke beoordeling te maken.
Niet aangevoerd of gebleken is dat [appellant] de contant ontvangen bedragen en uitgaven inzichtelijk heeft gemaakt voor de bewindvoerder of daaromtrent anderszins verantwoording heeft afgelegd. Het door [appellant] in hoger beroep overgelegde
- door hem zelf opgestelde - overzicht betreffende de periode van oktober 2017 tot en met juli 2019, dat inkomsten vermeldt van € 19.670 en kosten van € 19.638, hetgeen neerkomt op een positief saldo van € 32, kan niet ter vervanging van de benodigde administratie dienen, nu dit overzicht incompleet is (slechts enkele facturen zijn bijgevoegd) en op geen enkele manier achteraf te verifiëren valt.
Niet beslissend is hier echter of daadwerkelijk is komen vast te staan dat [appellant] (relevante) inkomsten uit zijn activiteiten in het schuldsaneringstijdvak heeft gehad, maar dat hij niet aan de bewindvoerders bekend heeft gemaakt dat hij dergelijke activiteiten waarmee voortdurend relatief grote bedragen aan contant geld waren gemoeid heeft ontplooid en zodoende de bewindvoerders de kans heeft ontnomen om die activiteiten en de daarmee gemoeide inkomsten en uitgaven te onderzoeken.
Het niet verstrekken van de benodigde inlichtingen vormt een voldoende aanwijzing dat van [appellant] de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Reeds gelet hierop kan de regeling van [appellant] niet voortduren.