ECLI:NL:GHARL:2019:8071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
200.261.829
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een belangenstrijd tussen ouders over de zorg voor hun minderjarige kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2019 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [kind]. De ouders van [kind], de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het gezag, maar er is een belangenstrijd ontstaan tussen hen over de zorg- en opvoedingstaken. De vader heeft begeleide omgang met [kind] in het Omgangshuis, maar er zijn zorgen over de wens van [kind] om contact met de vader te hebben. Het hof heeft de minderjarige op 5 augustus 2019 gehoord en vastgesteld dat [kind] herhaaldelijk heeft aangegeven geen contact te willen met de vader. De ouders zijn het erover eens dat er een belangenconflict is en dat benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is. Het hof heeft drs. C. Eggermont benoemd als bijzondere curator, met de opdracht om de belangen van [kind] te behartigen en te rapporteren over de situatie. De beslissing is genomen in het kader van de zorg voor de minderjarige, waarbij het belang van [kind] voorop staat. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden en verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk 10 januari 2020 verslag uit te brengen over haar bevindingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.261.829
(zaaknummer rechtbank Gelderland 341952)
beschikking van 3 oktober 2019
inzake het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaten: mr. W.A.M. Maatman-Abarbanel te Buren en
mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes te Heumen,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Ploeg te Nieuwegein.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 oktober 2018 en 22 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 22 maart 2019 wordt hierna aangeduid als ‘de bestreden beschikking’.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, met daarin ook een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator, ingekomen op 14 juni 2019, en
  • het verweerschrift.
2.2
Op 5 augustus 2019 is de hierna te noemen minderjarige [kind] buiten aanwezigheid van partijen door het hof gehoord met betrekking tot het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 augustus 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming is niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [kind] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [plaats] . Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind] . [kind] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 15 oktober 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem als voorlopige zorgregeling tussen de vader en [kind] vastgesteld dat de vader vanaf 1 november 2018 begeleide omgang heeft met [kind] in het Omgangshuis te [plaats] , waarbij de exacte data, tijdstippen en duur in onderling overleg met het Omgangshuis zullen worden bepaald en tot die tijd telefonisch contact zal zijn alsmede contact via Whatsapp en mail tussen [kind] en de vader, de ouders in de gelegenheid gesteld bij Entréa een hulpverleningstraject Ouderschap Na Scheiding (ONS) of een soortgelijk hulpverleningstraject te volgen, en iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter als regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders vastgesteld dat er binnen vier maanden na het geven van de [hof: bestreden] beschikking wordt toegewerkt naar een regeling waarbij [kind] de eerste drie weekenden per maand van vrijdag 18.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [kind] naar de moeder terugbrengt en de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen de ouders worden verdeeld. De vader dient in deze periode driemaal een voetbalwedstrijd of -training van [kind] te bezoeken, waarna de vader en [kind] eerst een paar uurtjes, daarna een dagdeel en vervolgens een hele dag samen iets kunnen ondernemen, waarna kan worden toegewerkt naar een overnachting en vervolgens gehele weekenden bij de vader, de proceskosten in die zin gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draag, en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
In de hoofdzaak is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders met betrekking tot [kind] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek staat - kort weergegeven - dat de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator kan benoemen om de minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, staat het belang van de minderjarige voorop.
5.2
[kind] heeft herhaaldelijk en tegenover verschillende partijen, ook in het gesprek met het hof op 5 augustus 2019, laten weten dat hij geen contact wil met de vader.
De vader wil juist graag het contact met [kind] voortzetten. Volgens hem wil [kind] dat ook en zou hij dit tijdens een contact in het Omgangshuis te [plaats] eind 2018 ook aan de vader verteld hebben, maar zou [kind] van de moeder moeten zeggen dat hij geen contact met de vader wil.
Volgens de moeder is het de wens van [kind] dat hij de vader niet meer wil zien en heeft zij hem daarin niet beïnvloed. Volgens de moeder heeft de vader moeite met de toegenomen mondigheid van [kind] , is [kind] op een leeftijd gekomen dat hij andere interesses en activiteiten aan het ontdekken is, en werkt het averechts op hem dat de vader maar blijft aandringen op veelvuldig contact met hem.
De vader en de moeder zijn het erover eens dat [kind] in een belangenstrijd zit en dat benoeming van een bijzondere curator aangewezen is.
5.3
Het hof oordeelt als volgt.
Sinds de moeder in december 2017 een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan dat [kind] niet veilig zou zijn bij de vader, is de omgang tussen de vader en [kind] onder druk komen te staan. Hoewel uit onderzoek van Veilig Thuis geen zorgen naar voren zijn gekomen over de veiligheid van [kind] bij de vader thuis, is het ondanks de ingezette hulpverlening niet gelukt de omgang te normaliseren. Nu [kind] in het gesprek met het hof heeft verteld dat hij de vader niet wil zien, terwijl hij bij eerdere gelegenheden heeft aangegeven dat hij graag zijn vader ziet en het feit dat zowel de vader als de moeder een andere versie van het verloop van de eerdere omgang geven, heeft hij naar het zich nu laat aanzien in ieder geval een conflict met de vader. Het hof sluit echter niet uit dat [kind] (ook) juist een conflict met de moeder heeft: als [kind] voelt dat de moeder negatief tegenover omgang met de vader staat, dan heeft dat tot gevolg dat hij in een loyaliteitsconflict komt en het is aannemelijk dat hij zich daar uit zal willen “redden” door het standpunt van de moeder - bij wie hij woont - in te nemen. Nu duidelijk is dat [kind] hoe dan ook een conflict van belangen heeft met een van zijn wettelijk vertegenwoordigers, beide ouders de benoeming van een bijzondere curator wensen en het hof niet over de benodigde psychologische en (ortho)pedagogische kennis beschikt om te kunnen vaststellen of dit conflict nu bestaat met de vader óf met de moeder is de benoeming van een bijzondere curator met een psychologische achtergrond aangewezen.
Het hof zal als bijzondere curator benoemen:
drs. C. Eggermont
orthopedagoog
De Familiezaak Deventer
Singel 10
7411HV DEVENTER
06 50909266
info@defamiliezaakdeventer.nl
5.4
Indien een der partijen gegronde bezwaren heeft tegen de benoeming van deze persoon tot bijzondere curator, dient dit binnen een week na heden schriftelijk en gemotiveerd kenbaar te worden gemaakt aan het hof.
5.5
Het hof verzoekt de bijzondere curator na twee of, indien nodig meer, gesprekken met [kind] de volgende vragen te beantwoorden:
Is sprake is van loyaliteitsproblematiek bij [kind] ?
Wat is de authentieke wens van [kind] is met betrekking tot de omgang met de vader?
Indien [kind] omgang wil met de vader, hoe zou hij willen dat daar invulling aan wordt gegeven?
Welke andere observaties of adviezen zijn voor de beoordeling van deze zaak van belang?
Het zou goed voor [kind] zijn wanneer de moeder en de vader ieder een keer het brengen en halen ten behoeve van deze gesprekken voor hun rekening nemen.
5.6
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden en de resultaten van het onderzoek van de bijzondere curator afwachten. Het hof verzoekt de bijzondere curator tijdig, maar uiterlijk 10 januari 2020 een verslag van haar bevindingen aan het hof toe te zenden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige [kind] , geboren op
25 maart 2005 te Nieuwegein:
drs. C. Eggermont
orthopedagoog
De Familiezaak Deventer
Singel 10
7411 HV DEVENTER
06 50909266

info@defamiliezaakdeventer.nl

bepaalt dat indien één der partijen gegronde bezwaren heeft tegen deze benoeming, dit binnen een week na heden schriftelijk aan het hof kenbaar moet worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator om het hof uiterlijk
10 januari 2020schriftelijk over de hiervoor onder rechtsoverweging 5.5 geformuleerde vragen te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de bijzondere curator aan partijen zal toezenden;
bepaalt dat partijen tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarna de zaak op een nader te bepalen zitting zal worden behandeld of verder op de stukken zal worden afgedaan tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen anders beslist;
verzoekt de advocaten van partijen om zo spoedig mogelijk na ontvangst van het rapport van de bijzondere curator hun verhinderdata over de maanden
maart tot en met mei 2020aan de griffier van het hof door te geven;
bepaalt dat de advocaat van de vader zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen;
bepaalt dat het onderzoek door de deskundige zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. J.B. de Groot;
bepaalt dat de deskundige zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, R. Feunekes en C.M. Schönhagen, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Feunekes, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 3 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.