In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 juli 2018, waarin de rechtbank de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008 had verminderd. De Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht had een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 579.104. De rechtbank heeft deze aanslag verminderd tot € 324.480 en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarop de Inspecteur incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 24 september 2019 zijn partijen tot een compromis gekomen, waarbij de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 verder werd verminderd tot een belastbaar inkomen van € 200.000. De Inspecteur heeft ook toegezegd de proceskosten van belanghebbende te vergoeden. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en immateriële schade, en heeft de navorderingsaanslag en heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De kosten van het hoger beroep zijn vastgesteld op € 1.536, waarvan € 512 aan belanghebbende is toegekend. De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2019.