Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige4], [de minderjarige5] en [de minderjarige6]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 12 maart 2019 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. Het hof heeft ambtshalve kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten, waaronder een NIFP-rapport, dat niet door de moeder was overgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds september 2015 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI) en dat hun situatie ernstig is, wat een uithuisplaatsing noodzakelijk maakt.
De moeder heeft verzocht om de machtiging te vernietigen en de kinderen terug te plaatsen, maar het hof oordeelt dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft in het verleden hulpverlening ontvangen, maar de situatie blijft kwetsbaar. Het hof heeft ook rekening gehouden met de zorg voor de andere kinderen van de moeder, die ook extra aandacht en begeleiding vereisen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, met uitzondering van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige5] vanaf 23 augustus 2019, die niet langer noodzakelijk werd geacht. De moeder's verzoeken om de machtiging te beperken of de kinderen thuis te plaatsen zijn afgewezen.