Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
30 september 2019
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Enschede(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Overwegingen
3.Beslissing
30 september 2019in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 september 2019, wordt een geheimhoudingsprocedure behandeld die voortvloeit uit een verzoek van de Inspecteur van de Belastingdienst om beperkte kennisneming van bepaalde stukken. De zaak betreft een geschil tussen de Inspecteur en [X] B.V. over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor de tijdvakken november en december 2003. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen uitspraken van de rechtbank Gelderland, die deze bezwaren ongegrond verklaarde. Het Hof behandelt de vraag of de Inspecteur zijn beroep op beperkte kennisneming kan onderbouwen met gewichtige redenen, zoals het recht op intern beraad en de bescherming van de privacy van ambtenaren. De geheimhoudingskamer oordeelt dat de Inspecteur niet voldoende heeft aangetoond dat de redenen voor het schonen van de stukken zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming. De geheimhoudingskamer stelt dat het recht op intern beraad niet in alle gevallen prevaleert boven de belangen van de belastingplichtige. De Inspecteur wordt in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze beslissing.