ECLI:NL:GHARL:2019:7915

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
000690-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproeping voor behandeling van verzoek ex artikel 89 Sv in raadkamer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1975 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L. de Leon, heeft een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, als gevolg van ondergane detentie. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker en zijn advocaat niet zijn verschenen in de raadkamer, en dat er geen oproeping heeft plaatsgevonden voor de behandeling van het verzoek. Volgens artikel 555 Sv is het openbaar ministerie verantwoordelijk voor de oproeping van de betrokken partijen. Het hof heeft geoordeeld dat de oproeping nietig is, omdat de vereiste oproeping niet heeft plaatsgevonden. Het hof benadrukt dat de oproeping niet betekent dat het verplicht is voor verzoeker en zijn advocaat om te verschijnen, maar dat zij zelf moeten afwegen of hun aanwezigheid nuttig is voor de behandeling van het verzoek. De beslissing van het hof is dat de oproeping nietig wordt verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004582-17
AV-nummers: 000690-19 en 0000691-19
Uitspraak d.d.: 18 september 2019
Beslissing van de meervoudige raadkamer op het verzoek ex artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres] ,
domicilie kiezende ten kantore van mr. L. de Leon,
3581 CE Utrecht, Maliebaan 57,
hierna te noemen verzoeker.
Procesgang
Verzoeker vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane detentie in een strafzaak heeft geleden ten bedrage van € 735,-, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven. Daarnaast vraagt hij vergoeding van de kosten van indiening van het verzoekschrift.
Beoordeling
Verzoeker noch zijn advocaat zijn verschenen in raadkamer. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat verzoeker en zijn advocaat voor de behandeling in raadkamer zijn opgeroepen.
Een verzoek als dit dient, ingevolge artikel 89, derde lid, Sv, te worden behandeld in openbare raadkamer. Artikel 23, tweede lid, Sv bepaalt dat door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Nu dat laatste niet het geval is, hadden verzoeker en zijn advocaat moeten worden opgeroepen voor de behandeling van het verzoek.
Een dergelijke oproeping dient, ingevolge artikel 555 Sv, te geschieden op last van het openbaar ministerie dat het laatst vervolgd heeft. Een andere bepaling, zoals in dat artikel bedoeld, is er niet. Artikel 23, tweede lid, Sv kan in ieder geval niet als zodanige bepaling worden gezien, nu daarin niet staat dat de griffier van het gerecht oproept. Dat in de praktijk bij sommige gerechten de griffier van de raadkamer feitelijk wel de oproeping verzorgt doet daaraan niet af.
Het hof is bekend met de, tot voor kort ook in deze zittingsplaats bestaande, praktijk dat de griffier van het gerecht in schadevergoedingszaken een brief aan de advocaat van verzoeker verzendt waarin de griffier meedeelt dat verzoeker en zijn advocaat, gelet op het verzoek en het standpunt van het openbaar ministerie, op de voor de behandeling van het verzoek geplande datum niet in raadkamer behoeven te verschijnen, maar dat, indien de raadkamer overweegt van deze standpunten af te wijken, verzoeker en zijn advocaat voor de behandeling in raadkamer zullen worden opgeroepen. Een zodanige brief, die overigens in deze zaak niet is verzonden, kan niet als een oproeping voor de behandeling door de raadkamer worden beschouwd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie dient zorg te dragen voor de oproeping van verzoeker en zijn advocaat voor de behandeling van het onderhavige verzoek in openbare raadkamer. Het hof zal de oproeping nietig verklaren.
Het hof merkt ten overvloede op dat de omstandigheid dat verzoeker en zijn advocaat worden opgeroepen voor de behandeling van het verzoek in raadkamer niet betekent dat hun verschijnen daar verplicht of aangewezen is. Verzoeker en zijn advocaat dienen zelf een afweging te maken of hun verschijnen in raadkamer dienstig kan zijn aan de beslissing op het verzoek.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de oproeping nietig.
Aldus gegeven door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.H. Smeitink, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 18 september 2019 ter openbare zitting uitgesproken.