In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de spoedmachtigingen tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] is in hoger beroep gegaan tegen eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 26 april 2019 en 8 mei 2019 zijn uitgesproken. De moeder verzoekt het hof om deze beschikkingen te vernietigen en de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) af te wijzen. De GI verzoekt op haar beurt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder heeft het ouderlijk gezag over [de minderjarige], die in 2017 is geboren. De GI heeft eerder al zorgwekkende signalen ontvangen over de opvoedvaardigheden van de ouders, wat heeft geleid tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige]. De vader van [de minderjarige] is een veiligheidsrisico, met een verleden van geweld en drugsgebruik, en er is een contactverbod tegen hem uitgesproken. Ondanks deze zorgen heeft de moeder contact gezocht met de vader, wat de GI heeft doen besluiten om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aan te vragen.
Het hof heeft de argumenten van de moeder, die de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] betwist, overwogen. Het hof concludeert dat de zorgen van de GI gerechtvaardigd zijn en dat de moeder niet in staat is om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. De moeder heeft bovendien niet ter zitting kunnen verschijnen, waardoor het hof niet in staat was om haar te bevragen. Gezien de ernst van de situatie en de eerdere beslissingen van de kinderrechter, heeft het hof besloten de bestreden beschikkingen te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen.