ECLI:NL:GHARL:2019:7875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
21-006516-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleidswijziging handhaving honden en ontvankelijkheid openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Groningen. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van een verdachte die bekeurd was voor het niet aanlijnen van zijn hond. De kantonrechter had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard op basis van het vertrouwensbeginsel, omdat er geen klachten of gevaarlijke situaties waren gerapporteerd. Echter, het hof oordeelde dat er een beleidswijziging had plaatsgevonden in de handhaving van de regels omtrent loslopende honden, die op 27 september 2013 in werking trad. Deze wijziging maakte het mogelijk om sancties op te leggen na constatering van een overtreding, ongeacht het vertrouwensbeginsel. Het hof oordeelde dat de gedraging van de verdachte, die plaatsvond op 29 januari 2015, onder deze nieuwe beleidslijn viel. De verdachte had verzocht om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank, wat het hof heeft ingewilligd. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de zaak terug naar de rechtbank Groningen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006516-17
Uitspraak d.d.: 26 september 2019
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Groningen van 15 november 2017 met parketnummer 96-208023-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een geldboete van € 90,- subsidiair 1 dag hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft het openbaar ministerie op
15 november 2017 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte wegens - kort gezegd - schending van het vertrouwensbeginsel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte. Daarbij is overwogen dat op basis van het 'Beleidsplan Handhaving gemeente Groningen 2010-2013' toezicht ten aanzien van loslopende honden wordt uitgeoefend op basis van klachten, overlast of gevaarzettende situaties en dat uit het proces-verbaal overtreding betreffende de onderhavige zaak, kort gezegd, niet volgt dat sprake was van gevaar, overlast of een klacht, maar dat verdachte desondanks is bekeurd, hetgeen een schending van het vertrouwensbeginsel oplevert.
Met ingang van 27 september 2013 is het hierboven bedoelde beleid in zoverre gewijzigd, dat na constatering van een overtreding door opsporingsambtenaren en toezichthouders gesanctioneerd kan worden. Deze beleidswijziging volgt uit het ‘Wijzigingsbesluit beleidsregel Handhaven met beleid 2005’ welk besluit op 26 september 2013 is bekendgemaakt. De tenlastegelegde gedraging is geconstateerd op 29 januari 2015, derhalve ná de inwerkingtreding van de bekendgemaakte beleidswijziging. Schending van het hiervoor bedoelde vertrouwensbeginsel was ten tijde van het tenlastegelegde feit derhalve niet (meer) aan de orde. Het voorgaande brengt mee dat het hof het openbaar ministerie ontvankelijk acht in de vervolging van verdachte.
Voor de zitting bij het hof van 12 september 2019 heeft verdachte per e-mailbericht
d.d. 11 september 2019 laten weten wegens ziekte niet aanwezig te kunnen zijn bij de behandeling van zijn strafzaak. Tevens verzoekt hij om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank, indien het hof oordeelt dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de zaak niet behoeft terug te wijzen naar de eerste aanleg, nu terugwijzing naar de rechtbank niet beter zal uitpakken voor verdachte.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Ingevolge artikel 423, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering doet het hof, indien de hoofdzaak niet door de rechtbank is beslist en het onderzoek daarvan gevolg moet zijn van de vernietiging van het vonnis, de zaak zelf af, tenzij terugwijzing naar dezelfde rechtbank door de advocaat-generaal of de verdachte ter terechtzitting is verlangd. Verdachte heeft uitdrukkelijk verzocht om terugwijzing naar de rechtbank, zodat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de kantonrechter in de rechtbank Groningen, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 26 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.