ECLI:NL:GHARL:2019:7831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
200.259.328/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straat- en contactverbod opgelegd aan pachter na bedreigingen aan medewerkers van Gasunie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een conflict tussen een pachter en Gasunie Transport Services B.V. (GTS). De pachter, hierna [appellant], had in eerste aanleg een kort geding aangespannen tegen GTS, waarin hij onder andere verzocht om een verbod op contact met medewerkers van Gasunie en een gebiedsverbod. Dit volgde op bedreigingen die hij had geuit aan medewerkers van Gasunie, waaronder een medewerker die aangifte had gedaan van bedreiging met de dood. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vorderingen van GTS toegewezen, met uitzondering van de gevraagde lijfsdwang. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met een aanpassing van het gebiedsverbod. Het hof oordeelde dat de bedreigingen van [appellant] onrechtmatig waren en dat er voldoende spoedeisend belang was voor de gevraagde voorzieningen. Het hof heeft [appellant] ook in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.259.328/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/125828 / KG ZA 19-22)
arrest van 24 september 2019
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. G.E. Knol, kantoorhoudend te Paterswolde,
tegen

1.Gasunie Transport Services B.V.,

gevestigd te Groningen,
hierna:
GTS,
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
GTS c.s.,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 28 maart 2019 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 25 april 2019 met daarin de grieven en bijgevoegd enige producties;
- de conclusie van eis van 14 mei 2019 met producties;
- de memorie van antwoord met producties van 25 juni 2019;
- de rolbeslissing van 9 juli 2019 waarbij [appellant] in staat is gesteld om bij akte op de producties te reageren.
2.2
Vervolgens hebben GTS c.s. de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.8 van het vonnis van de voorzieningenrechter, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand kunnen worden aangemerkt.
3.1
N.V. Nederlandse Gasunie (verder: Gasunie) heeft in 2007 toestemming gekregen van de eigenaar van door [appellant] gepachte gronden om een daarin een gasleiding aan te leggen. Deze leiding is in 2009 is aangelegd. [appellant] is door Gasunie als gebruiker benaderd in verband met een eventueel door de Gasunie te betalen schadeloosstelling.
[geïntimeerde2] heeft namens Gasunie [appellant] bezocht en hem de vergoedingssystematiek van het vergoedingssysteem uiteengezet. In dat kader is door Gasunie aan [appellant] een voorschot ad € 25.000,- voldaan.
3.2
Op 1 april 2010 heeft de heer [C] , medewerker grondzaken van de Gasunie, (hierna te noemen: [C] ) aangifte gedaan van bedreiging met de dood door [appellant] op het hoofdkantoor van de Gasunie aan de Concourslaan 17 te Groningen. [appellant] is naar aanleiding van deze aangifte strafrechtelijk veroordeeld. Gasunie heeft in verband met de bedreigingen van [C] door [appellant] diverse beveiligingsmaatregelen getroffen, waaronder een camera aan de privéwoning van [C] .
3.3
[appellant] heeft in de periode 2010 - 2016 bij de (gemachtigde van de) Gasunie meermalen aanspraak gemaakt op een aanvullend bedrag voor de door [appellant] gestelde geleden schade. [appellant] heeft in verband daarmee onder meer meermalen het kantoor van de gemachtigde van Gasunie bezocht, het hoofdkantoor van de Gasunie aan de Concourslaan 17 te Groningen en een kantoor van de Gasunie in Deventer. Daarnaast heeft [appellant] diverse brieven aan de directeur van de Gasunie geschreven, waarin de directeur persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld en wordt gedreigd de publiciteit te zoeken. Ook heeft [appellant] telefonisch contact opgenomen met [geïntimeerde2] op zijn privéadres.
3.4
Gasunie is bij notariële akte van 31 december 2013 gesplitst waarbij GTS als verkrijgende vennootschap onder algemene titel van een deel van het vermogen van Gasunie is aangewezen.
3.5
[appellant] heeft bij dagvaarding van 16 december 2016 aanspraak gemaakt op een aanzienlijke aanvullende vergoeding. In die procedure heeft [appellant] [geïntimeerde2] als getuige laten horen. Bij vonnis van 28 februari 2018 zijn de vorderingen van [appellant] afgewezen.
3.6
Tegen dit vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld, bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.241.318/01. In die procedure is inmiddels een zitting bepaald.
3.7
Nadat de onder 3.5 bedoelde procedure bij de rechtbank aanhangig was gemaakt, heeft [appellant] herhaalde malen [geïntimeerde2] en Gasunie schriftelijk benaderd, onder meer als volgt:
In een brief van 11 april 2018 schrijft [appellant] aan [geïntimeerde2] :
“ (…) Je kon je niet herinneren voor de rechtbank of je ook met een plantenkweker had gebeld (…) Ik weet precies wat wij hebben afgesproken en daar houd ik je aan. Dus het is oppassen geblazen voor je (…) En laat je niet gebruiken door die Kremer advocaat (…) En laat dit zo blijven voor je eigen veiligheid. Mijn advies is laat je niet door die Gasunie voor de kar spannen (…) Laat dit zo dan krijg je geen last dus pas op en hang geen lulverhalen op want ik weet je te vinden als het moet dus slaap lekker (…) ”.
en vervolgens op 10 juli 2018:
“Beste [geïntimeerde2] je wordt bedankt dat je de politie op mij hebt afgestuurd. (…) Jij kan je verklaring ten allen tijden herroepen om je vrij te pleiten anders ben ik genoodzaakt om de schade die ik door jouw toedoen lijdt op jou te verhalen (…) Wat een schijtbak [geïntimeerde2] als je rustig wilt leven moet je geen lulverhalen ophangen want knoop dit goed in je oren, je hebt met mijn bedrijfsvoering niks te maken en onzinnige verhalen komen je duur te staan (…)”
en op 20 december 2018:
“ (…) en daar kom je absoluut niet onder uit om dit te leveren want anders weet je wat je te wachten staat (...) maar ik reken met deze kerels af ... met of zonder de rechtbank (...) ik sta inmiddels onder doktersbehandeling (...) jij bent dus gewaarschuwd (…)”
en op 31 december 2018:
“ (…) [geïntimeerde2] met dergelijke oplichters laatje je in maar ik heb vrienden die hebben geen rechtbank nodig om met dergelijke oplichters af te rekenen en voor je eigen veiligheid kun je beter niet met dergelijke witte boorden criminelen inlaten lijkt mij (…)”.
3.8
Op 28 december 2018 heeft GTS op verzoek van [geïntimeerde2] en in verband met de bedreigingen door [appellant] een beveiligingscamera opgehangen bij het privéadres van [geïntimeerde2] .
3.9
[appellant] heeft verdere diverse handgeschreven brieven en processtukken met handgeschreven commentaar aan GTS en haar bestuurders toegezonden. Ook heeft hij meerdere klachten tegen de advocaat van GTS ingediend.
3.1
Op 3 januari 2019 heeft [geïntimeerde2] bij de politie aangifte gedaan van stalking door [appellant] op zijn privéadres.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
GTS c.s. hebben in eerste aanleg kort gezegd gevorderd dat
  • [appellant] wordt verboden op enigerlei wijze - anders dan via een advocaat - contact op te nemen met [geïntimeerde2] en/of zijn gezinsleden en met personeel of directieleden van Gasunie;
  • [appellant] wordt verboden om zich te bevinden in het deel van de [a-straat] te [B] dat is gelegen tussen de hoek met de [b-straat] en de hoek met de [c-straat] ,
  • [appellant] wordt verboden om zich te bevinden op de Concourslaan te Groningen,
alles op straffe van een dwangsom en lijfsdwang.
4.2
De voorzieningenrechter heeft het gevraagde contactverbod en de gevraagde gebiedsverboden toegewezen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-. De gevraagde lijfsdwang is afgewezen.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
[appellant] heeft onder aanvoering van vier grieven de vernietiging van het veroordelende vonnis gevorderd en verzocht dat GTS niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen en de vorderingen voor het overige worden afgewezen, met veroordeling van GTS c.s. in de kosten van de procedure in beide instanties.
De ontvankelijkheid van GTS in eerste aanleg
5.2
In zijn
grief Ibetoogt [appellant] tevergeefs dat de voorzieningenrechter GTS niet in haar vorderingen had mogen ontvangen omdat niet vast zou staan dat GTS alle rechten en verplichtingen van Gasunie heeft overgenomen met betrekking tot het onderliggende geschil over de vergoeding van aardbeiplanten op de door [appellant] gepachte gronden waarin Gasunie een leiding heeft doen aanleggen.
5.3
Het gaat in dit kort geding echter niet om de vraag of [appellant] recht heeft op enig bedrag aan aanvullende schadevergoeding en welke vennootschap daarvoor aansprakelijk is, maar om het optreden van [appellant] ten aanzien van [geïntimeerde2] en medewerkers/directieleden van GTS.
De grief faalt.
Het spoedeisend belang
5.4
Het spoedeisend belang van GTS c.s. is voldoende gebleken. De omstandigheid dat [appellant] na het bestreden vonnis in kort geding geen verdere bedreiging aan het adres van [geïntimeerde2] heeft geuit - en het vonnis in die zin aan het doel beantwoordt - maakt niet dat het spoedeisend belang in appel is komen te vervallen.
Het contact en gebiedsverbod
5.5
De
grieven II een IIIkeren zich tegen de toewijzing van de door GTS c.s. verzochte voorzieningen. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.6
Het hof stelt voorop dat de wijze waarop [appellant] zich tegenover [geïntimeerde2] heeft uitgelaten en waarvan onder 3.7 een aantal voorbeelden is gegeven, niet door de beugel kan. De daarin vervatte bedreigingen zijn onrechtmatig en rechtvaardigen een verder contactverbod en ook het verbod om zich niet direct rond te woning van [geïntimeerde2] te bevinden. Dat [appellant] ernstig in zijn bewegingsvrijheid wordt aangetast doordat hij zich niet in een beperkt gedeelte van de [a-straat] te [B] mag bevinden, is verder gesteld noch gebleken.
5.7
De vele schrijfsels die [appellant] aan Gasunie heeft gericht - en die terecht zijn gekomen bij GTS - geven blijk van de frustratie die [appellant] klaarblijkelijk voelt. Zijn advocaat heeft aangeven dat [appellant] professionele hulp nodig heeft en dat hij zich inmiddels heeft aangemeld bij de GGZ, omdat zijn leven beheerst wordt door het geschil met Gasunie.
5.8
De bewoordingen die [appellant] in die geschriften gebruikt en de dwingende toon die hij tegen diverse medewerkers van GTS persoonlijk bezigt - waarin ook termen als “monddood maken”, en “laatste waarschuwing” voorkomen - rechtvaardigen ook het verbod om persoonlijk, buiten zijn advocaat om, verder contact op te nemen met GTS en of haar medewerkers en bestuurders.
[appellant] heeft op 24 maart 2019 nog een mail aan de heer [D] van GTS gezonden waarin hij schrijft dat, als hij geen antwoord krijgt op zijn eerdere mails, hij genoodzaakt is om “onder politie bescherming het Gasunie kantoor met een bezoek te vereren dit is toch duidelijk genoeg lijkt mij”. Op grond daarvan en de verdere voorgeschiedenis (zie onder meer rov. 3.2) oordeelt het hof dat dit ook reden is voor een beperkt gebiedsverbod voor [D] rond het kantoor van GTS. Dat dit verbod de gehele Concourslaan in Groningen dient te omvatten (en daarmee nagenoeg het gehele Stadspark in Groningen) acht het hof niet aangetoond. Het hof zal dit verbod beperken tot dat gedeelte van de Concourslaan dat direct parallel loopt aan het Gasunieterrein, derhalve het gedeelte van de Concourslaan gelegen tussen de Jan Evert Scholtenlaan en de zuidelijke kruising/fietstunnel met de Laan 1940-45.
5.9
Beide grieven falen.
5.1
Grief IVten slotte, die betrekking heeft op het dictum, ontbeert zelfstandig belang en deelt het lot van de overige grieven.
De slotsom
5.11
De grieven falen zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, met dien verstande dat het gebiedsverbod voor de Concourslaan zal worden beperkt zoals hiervoor is omschreven. Voor zover het gebiedsverbod op dit punt in het bestreden vonnis te ruim was getrokken, zal het hof dat vernietigen.
5.12
Het hof passeert het in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod van [appellant] als onvoldoende gespecificeerd, nog daargelaten dat een kort geding zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering.
5.13
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen, aan de zijde van GTS c.s. voor wat het salaris van de advocaat betreft te begroten op 1 punt naar tarief II. Het hof zal ook de gevorderde nakosten toewijzen.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Assen van 28 maart 2019 met uitzondering van het gebiedsverbod voor de gehele Concourslaan in Groningen, dat wordt vernietigd. In zoverre opnieuw rechtdoende stelt het hof het gebiedsverbod vast op het gedeelte van de Concourslaan gelegen tussen de Jan Evert Scholtenlaan en de zuidelijke kruising/fietstunnel met de Laan 1940-1945;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van GTS c.s. vastgesteld op € 741,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris
overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. W.P.M ter Berg en mr. M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 september 2019.