2.5Ten aanzien van grief II
2.5.1[appellanten] c.s. hebben onder 4.12 van hun memorie van grieven gevorderd dat de volgende stukken en informatie door [geïntimeerde] aan hen ter beschikking worden gesteld.
(a). Afschriften betreffende de ABN Amro beleggingsportefeuille [00003] vanaf 2000 tot aan de datum van overlijden van erflater;
(b). jaaroverzichten effecten bij de Friesland Bank rekeningnummer [00004] vanaf 2000 tot aan de datum van overlijden van erflater;
(c). de hoogte van een door erflater ontvangen overbedelingsuitkering van zijn broer [F] betreffende de toedeling van het onroerend goed [b-straat] 2 te [C] aan deze broer;
(d). een kopie van het aandeelhoudersregister van Gascentrum Heerenveen B.V., Schaper Vastgoed beheer B.V., Schaper Beheer B.V. en Kuperusplein B.V.
(e). eigendomsbewijzen met betrekking tot onroerende zaken aan [a-straat] 1, 3, 3a, 5, 7, 9, 11, 21 en 23 betreffende de periode tot de datum van het huwelijk van erflater met [geïntimeerde] ;
(f). de herkomst van het geld gebruikt voor de aankoop van effectenportefeuilles bij ABN Amrobank en de Friesland Bank (per wanneer gekocht en de beginwaarde van die effecten)
(g). de herkomst van het geld gebruikt voor de financiering van de verbouwing van de woning van [geïntimeerde] (tot fl 166.000,-);
2.5.2Het hof zal deze door [appellanten] c.s. genoemde posten achtereenvolgens behandelen.
Sub a., b. en f.: Beleggingsportefeuille en effectenrekening
2.5.3[appellanten] c.s. vorderen stukken en nadere informatie betreffende effectenrekeningen bij de ABN Amrobank (nr. [00003] ) en de Friesland Bank (nr. [00004] ). Meer in het bijzonder verlangen zij rekeningafschriften over de periode vanaf 2000 tot aan de datum van overlijden van erflater, informatie over de aanvangswaarden van de effecten en informatie over de herkomst van het geld dat is gebruikt voor de aankoop van deze effecten.
2.5.4Beide effectenrekeningen zijn betrokken in het onderzoek door de notaris en de door deze gemaakte berekening van de legitimaire massa. Zulks volgt uit de akte met bijlagen maar ook uit de door de notaris opgevraagde aanvullende informatie betreffende deze posten. Zie daartoe de e-mail van 11 maart 2011 van mr. Bosma (kandidaat-notaris) aan de advocaat van [geïntimeerde] (productie 10 bij dagvaarding in eerste aanleg) . Uit de door de notaris opgestelde bijlage 6, volgt dat de notaris die informatie kennelijk ook daadwerkelijk heeft verkregen en toereikend heeft geacht.
2.5.5De vraag is of door [appellanten] c.s. bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd waaruit volgt dat [geïntimeerde] is gehouden om, ondanks het vorenstaande, nadere informatie te verstrekken. Een deugdelijke onderbouwing in die zin is ter comparitie en in de daarna gewisselde stukken niet gegeven. Daarmee komt het hof thans tot het oordeel dat [appellanten] c.s. geen afgifte van de nadere stukken en informatie van [geïntimeerde] kunnen verlangen. De vordering van [appellanten] c.s. zal worden afgewezen. In zoverre faalt grief II.
2.5.6Sub d. aandeelhoudersregisters[appellanten] c.s. vorderen afschriften van de aandeelhoudersregisters van de besloten vennootschappen Gascentrum Heerenveen B.V., Schaper Vastgoed beheer B.V., Schaper Beheer B.V. en Kuperusplein B.V. Voorop staat dat [appellanten] c.s. zelf (zie MvG onder 3.10) stellen dat de bedoelde aandeelhoudersregisters door [geïntimeerde] ter beschikking zijn gesteld van de notaris. Ook staat vast dat de notaris deze heeft gezien en getuige de akte met bijlagen heeft verwerkt in zijn berekening van het te verdelen vermogen. Ter comparitie heeft de raadsheer-commissaris aan [geïntimeerde] op grond van artikel 22 Rv het bevel gegeven om de certificaten betreffende Schaper Vastgoed Beheer B.V. bij akte in de procedure te brengen. Mede redengevend daarvoor was dat deze certificaten de grootste vermogenscomponent van de boedel vormen.
2.5.7Bij de beoordeling van dit deel van de vordering staat voorop dat [geïntimeerde] de aandeelhoudersregisters waarvan [appellanten] c.s. thans afgifte verlangen, niet in haar bezit had. Zij diende deze op te vragen bij de broers van erflater. Zij heeft inmiddels bij akte de volgende stukken in het geding gebracht:
1. De statuten van de Stichting Administratiekantoor Schaper Vastgoed Beheer;
2. De overeenkomst tot certificering van de aandelen van Schaper Vastgoed Beheer B.V.;
3. De administratievoorwaarden van de Stichting Administratiekantoor Schaper Vastgoed Beheer;
4. Het aandeelhoudersregister van Schaper Vastgoed Beheer B.V.;
5. Het aandeelhoudersregister van Gascentrum Heerenveen B.V.;
6. Het aandeelhoudersregister van Kuperusplein B.V.
2.5.8[geïntimeerde] heeft toegelicht dat de administratievoorwaarden haar geen (algemeen) recht op inlichtingen geven. Te meer nu deze inlichtingen zien op een periode die zo lang is geleden, dat de administratieplicht daarvan is verlopen. Hoewel in de statuten is bepaald dat het bestuur van de Stichting een register van certificaathouders bijhoudt, is dit niet gebeurd. De broers van erflater betogen althans dat zij zich dit niet herinneren en dat zij ondanks onderzoek daarnaar een dergelijk register niet kunnen vinden. [geïntimeerde] voert aan dat [F] , [G] , [H] en erflater vanaf de oprichting van de Stichting tot aan het overlijden van erflater elk 25% van de aandelen hielden. Zij biedt daarvan bewijs aan.
2.5.9Voorop staat dat het aan [appellanten] c.s. is om het bestaan en de omvang van hun recht op een legitieme portie te onderbouwen. Aan die stelplicht en bewijslast mogen niet al te zware eisen worden gesteld. Van [geïntimeerde] mag zelfs worden verlangd dat zij enige moeite doet om informatie die zij niet onder zich heeft maar die zich wel in haar domein bevindt te verkrijgen. Het hof is echter van oordeel dat [geïntimeerde] aan die verplichting (ruimschoots) heeft voldaan. Te meer daar [appellanten] c.s., indien zij menen dat de broers [F/G/H] nog meer en andere informatie aangaande de nalatenschap onder zich hebben, ook zelf op grond van artikel 843a Rv afgifte van die informatie van de broers [F/G/H] kunnen verlangen.
Het is aan [appellanten] c.s. om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat het onderzoek en de weergave door de notaris van de hier bedoelde vermogenscomponenten onjuist is. Een daartoe strekkend bewijsaanbod dat voldoende concreet en specifiek is, is door [appellanten] c.s. niet gedaan. Ook dit deel van de vordering van [appellanten] c.s. dient te worden afgewezen en ook in zoverre faalt grief II.
2.5.10Sub c: Overbedelingsuitkering door [F] aan erflater
[appellanten] c.s. verlangen informatie over de hoogte van een door erflater van zijn broer [F] ontvangen overbedelingsuitkering betreffende de toedeling aan Dirk Klaas van het onroerend goed [b-straat] 2 te [C] .
2.5.11Ter onderbouwing deze overbedelingsuitkering verwijzen [appellanten] c.s. naar de producties 7 en 8 bij de memorie van grieven (de verdelingsakte van 8 juni 1993 en de leveringsakte van 8 februari 1999) waaruit volgens [appellanten] c.s. volgt dat [F] erflater heeft uitgekocht. De akte vermeldt niet wat de hoogte van de uitkoopsom is. Volgens [appellanten] c.s. moet die op ten minste € 35.000,- worden gesteld. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
2.5.12Opgemerkt zij dat in de stukken op meerdere plaatsen sprake is van overbedeling. Daarmee is niet steeds de overbedeling waar het hier om gaat (betreffende het pand [b-straat] te [C] ) bedoeld. De overbedeling waar het hier om gaat, wordt voor eerst in het hoger beroep aan de orde gesteld. Zij is door de notaris niet als afzonderlijke post betrokken in zijn akte boedelscheiding.
2.5.13De twee zeer moeizaam leesbare producties waarnaar [appellanten] c.s. verwijzen zijn afschriften van akten uit 1993 en 1994. Erflater is [in] 2006 overleden. Dat wil zeggen ruim twaalf jaar na de totstandkoming van die akten. Dat in 2006 de door [appellanten] c.s. gestelde overbedelingsvordering nog als afzonderlijke vordering bestond is onaannemelijk en mist onderbouwing. [appellanten] c.s. hebben dat zelfs niet gesteld. Aannemelijk is dat een dergelijke vordering in de periode gelegen tussen 1993 en 2006 is voldaan dan wel in geld, dan wel anderszins. Wat er vervolgens met die betaling is gebeurd laten [appellanten] c.s. eveneens onbesproken. Zij geven zelfs niet het begin van een onderbouwing waaruit volgt dat er een aanwijsbare vermogenscomponent is die kan worden herleid tot de overbedelingsvordering waarop [appellanten] c.s. hier doelen. Daarbij komt dat de omvang daarvan slechts speculerend door [appellanten] c.s. is benaderd.
2.5.14Het is aan [appellanten] c.s. het bestaan en de omvang van de overbedelingsvordering aan te tonen. Onder omstandigheden kan daarbij van [geïntimeerde] worden verlangd dat zij [appellanten] c.s. in de gelegenheid stelt aan hun stelplicht te voldoen. Zelfs daartoe hebben [appellanten] c.s. echter onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd. Van [geïntimeerde] kan niet worden verlangd dat zij op grond daarvan een zoektocht instelt naar de vermeende vordering. Ook dit deel van de vordering van [appellanten] c.s. dient te worden afgewezen zodat grief II ook op dit onderdeel faalt.
2.5.15Sub e. De eigendomsbewijzen betreffende panden aan de [a-straat][appellanten] c.s. vorderen betreffende de periode tot het huwelijk van erflater met [geïntimeerde] afgifte van eigendomsbewijzen betreffende de onroerende zaken aan de [a-straat] 1, 3, 3a, 5, 7, 9, 11, 21 en 23 te [C] . Zij voeren daartoe aan dat de onroerende zaken al voor het huwelijk van erflater met [geïntimeerde] behoorden tot het vermogen van erflater ('mogelijk' via een 1/6 gerechtigdheid tot de nalatenschap van opa [I] ). [appellanten] c.s. betogen dat de waarde van de certificaten uitsluitend is bepaald door het onroerend goed, zodat de waarde van de certificaten van erflater niet tot het tussen erflater en [geïntimeerde] te verrekenen vermogen (kon) behoren. Het onroerend goed aan de [a-straat] kwam vanuit het privévermogen van erflater. [geïntimeerde] heeft, aldus nog steeds [appellanten] c.s., geen recht op de helft van de waarde van de certificaten.
2.5.16Buiten discussie staat dat de notaris bij de door hem berekende boedelscheiding rekening heeft gehouden met de hier bedoelde certificaten. Uitgaande van de juistheid van de stellingen van [appellanten] c.s. (het onroerend goed was (mede) bepalend voor de waarde van die certificaten) laten [appellanten] c.s. onbesproken dat en waarom de notaris daarmee geen rekening heeft gehouden. Zij stellen evenmin dat de eigendomsrechten (ten dele) rechtstreeks onderdeel uitmaakten van de nalatenschap van erflater. Een rechtsplicht voor [geïntimeerde] om afgifte van de hier bedoelde eigendomspapieren af te dwingen van de broers [F/G/H] en deze vervolgens af te geven aan [appellanten] c.s. is onvoldoende onderbouwd. Indien [appellanten] c.s. menen dat de hier bedoelde eigendomsbewijzen van belang zijn, kunnen zij die ook zelf opvragen bij het kadaster, dan wel de broers [F/G/H] op grond van artikel 843a Rv dwingen tot afgifte daarvan. De vordering dient te worden afgewezen en ook op dit punt faalt grief II.
2.5.17Sub g. Financiering van de verbouwingskostenTen slotte vorderen [appellanten] c.s. van [geïntimeerde] informatie aangaande de vraag hoe [geïntimeerde] de verbouwing in 1997 van haar woning (tot fl 166.330,09 (€ 75.477,60)) heeft gefinancierd. Volgens [appellanten] c.s. had [geïntimeerde] geen eigen middelen zodat de verbouwingskosten wel ten laste van erflater moeten zijn gekomen.
2.5.18[geïntimeerde] voert aan dat bij de notaris al is gesproken over de verbouwingskosten en dat [appellanten] c.s. daarover vragen aan de notaris hebben gesteld. De notaris zou daarbij hebben meegedeeld dat de kosten voor de verbouwing zijn voldaan uit het eigen vermogen van [geïntimeerde] . Op zich hebben [appellanten] c.s. niet weersproken dat deze informatie bij de notaris is gewisseld, zodat het hof daarvan uitgaat. Op een vraag van de raadsheer-commissaris ter zitting heeft [geïntimeerde] verklaard dat de verbouwing is bekostigd uit haar eigen vermogen. Zij kan echter niet beantwoorden hoe dat is gegaan.
2.5.19Het hof overweegt het volgende. Ook hier geldt als uitgangspunt dat het aan [appellanten] c.s. is feiten aan te voeren waarop het bestaan en de omvang van het recht waarvan zij het rechtsgevolg inroepen is gebaseerd. Weliswaar mogen onder de gegeven omstandigheden aan die stelplicht en het bewijs niet al te zware eisen worden gesteld nu deze zich in het domein van [geïntimeerde] bevinden. Daartegenover geldt echter dat bij de notaris de verbouwingskosten al aan de orde zijn geweest en dat volgens de notaris, na diens onderzoek, die kosten zijn voldaan uit het eigen vermogen van [geïntimeerde] . Ook van belang is dat [appellanten] c.s. vragen naar feiten aangaande een verbouwing die al meer dan twintig jaar geleden plaatsvond, onder voor [geïntimeerde] geheel andere omstandigheden. Bij de onderbouwing van hun vordering komen [appellanten] c.s. niet veel verder dan de niet onderbouwde stelling dat [geïntimeerde] geen eigen vermogen had, zodat de verbouwingskosten wel ten laste van erflater moeten zijn gekomen. Ook dit deel van vordering van [appellanten] c.s. ontbeert een deugdelijke grondslag en ook in zoverre faalt grief II.
2.5.20Gezien het vorenstaande faalt grief II op alle punten.