Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], en de toekenning van gedeeltelijke gezagsuitoefening aan de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep was gekomen, had eerder te maken gehad met de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 19 april en 16 mei 2019 beslissingen had genomen over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de kinderen. De moeder was van mening dat de kinderen hoogbegaafd waren en dat zij thuis onderwijs op universitair niveau kregen, maar het hof oordeelde dat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen en dat de moeder niet in staat was om hen een veilig en passend opvoedingsklimaat te bieden. De kinderen waren sinds maart 2019 uithuisgeplaatst en verbleven in een pleeggezin, waar zij weer naar school gingen en sociale contacten opbouwden. Het hof oordeelde dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren en dat het noodzakelijk was om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Daarnaast werd de toekenning van gedeeltelijke gezagsuitoefening aan de GI als noodzakelijk beschouwd om ervoor te zorgen dat de kinderen passend onderwijs konden volgen. De bestreden beschikkingen van de kinderrechter werden dan ook bekrachtigd, en de proceskosten werden gecompenseerd.