ECLI:NL:GHARL:2019:7722

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
21-005263-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling en bedreiging met verkrachting met gevangenisstraf en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Somalië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd.

De zaak betreft een mishandeling en bedreiging met verkrachting die plaatsvond op 8 december 2017 in Arnhem. De verdachte heeft de aangeefster bij haar keel vastgepakt en haar bedreigd met verkrachting. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot verkrachting, maar dat de bedreiging met verkrachting en de mishandeling wel bewezen konden worden. De verklaringen van de aangeefster en getuigen werden als betrouwbaar en geloofwaardig beschouwd.

De verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, gezien zijn psychiatrische stoornissen en eerdere veroordelingen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft een patroon van gewelddadig gedrag vertoond, wat de noodzaak voor een langdurige klinische behandeling en terbeschikkingstelling onderstreept. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van de feiten, en de veiligheid van de maatschappij is in het geding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005263-18
Uitspraak d.d.: 23 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 14 september 2018 met parketnummer 05-740594-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [1982] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 februari 2019 en 9 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S. Kriekaard, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het onder 1, onder 2 meer subsidiair en onder 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in reeds voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en tot de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 december 2017 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar keel heeft dichtgeknepen en/of (daarbij) (meermalen) de woorden “ik ga je verkrachten” en/of “ik ga je slaan”, in elk geval woorden van gelijke aard of strekking, heeft gebezigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 december 2017 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar keel (krachtig) heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 december 2017 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar keel (krachtig) heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 08 december 2017 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door haar bij haar keel vast te pakken en/of (vervolgens) (krachtig) haar keel dicht te knijpen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 december 2017 te Arnhem [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “ik ga je verkrachten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door opzettelijk dreigend met zijn hand(en) (meermalen) die [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en krachtig de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen, althans (een) handeling(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat er te weinig wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een begin van uitvoering van verkrachting, zodat verdachte van feit 1 behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft verder uit het onderzoek ter terechtzitting net als de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 2 meer subsidiair en onder 3.
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van verdachte van het onder 1, 2 primair en subsidiair en ook van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging met verkrachting.
Hij heeft ten aanzien van dit laatste aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster over de bedreiging innerlijk tegenstijdig zijn, maar ook tegenstrijdig zijn met de verklaringen van de enige getuige [getuige 1] . De verklaringen van aangeefster zijn volgens de verdediging onvoldoende betrouwbaar en kunnen niet als bewijsmiddel worden gebruikt en daarom kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de bedreigende woorden in de richting van aangeefster heeft geroepen noch ook dat bij aangeefster de vrees is ontstaan dat verdachte zijn dreigement ten uitvoer zou brengen. Verdachte dient daarom ook te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof houdt met betrekking tot de vraag of verdachte gedreigd heeft met verkrachting in het bijzonder rekening met het volgende. Al in het proces-verbaal van aanhouding wordt vermeld dat aangeefster verklaart dat verdachte haar in de hal van haar woning hard de keel heeft dichtgeknepen en daarbij gezegd zou hebben dat hij seks met haar wilde hebben. In haar aangifte heeft aangeefster aangegeven dat de man terwijl hij haar bij haar keel vasthad meerdere keren tegen haar heeft gezegd dat hij haar ging verkrachten. Tegen getuige [getuige 1] heeft aangeefster verteld dat de man het over verkrachten heeft gehad. Getuige [getuige 1] bevestigt dat bij haar verhoor bij de rechter-commissaris. Ook getuige [getuige 2] heeft kort na het feit van aangeefster gehoord dat de man het over verkrachten heeft gehad. Hoewel alleen aangeefster verklaart de woorden ‘ik ga je verkrachten’ te hebben gehoord, wordt haar verklaring ondersteund doordat twee getuigen dit kort na het gebeuren van aangeefster vernemen. Aangeefster heeft verder verklaard dat zij, toen verdachte de bedreigende woorden uitte, bij haar keel werd vastgegrepen. Dat laatste deel van haar verklaring wordt ondersteund door de waarneming van verbalisanten dat aangeefster rode vlekken in haar nek had. Gelet op de verklaringen van de getuigen en de waarneming van de verbalisanten is het hof van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig is en acht het hof bewezen dat verdachte de woorden ‘ik ga je verkrachten’, althans woorden van soortgelijke aard en strekking, heeft gebruikt.
Verder heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat ze zich heel bang voelde. Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat aangeefster gilde: “ [naam] help me”. Ze klonk schor en in paniek. Aangeefster hyperventileerde en was heel kortademig volgens getuige [getuige 1] . Verbalisanten hebben geconstateerd dat aangeefster helemaal overstuur en aan het huilen was. Het hof is op grond van een en ander met de rechtbank van oordeel dat bij aangeefster de redelijke vrees bestond dat zij zou worden verkracht.
Het feit is bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 meer subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2. meer subsidiair
hij op
of omstreeks08 december 2017 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door haar bij haar keel vast te pakken en
/of(vervolgens)
(krachtig
)haar keel dicht te knijpen;
3.
hij op
of omstreeks08 december 2017 te Arnhem [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting
en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “ik ga je verkrachten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
/ofdoor opzettelijk dreigend met zijn hand
(en) (meermalen)die [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en krachtig de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen
, althans (een) handeling(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd tot oplegging van een straf en maatregel als opgelegd door de rechtbank.
De verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf die niet hoger is dan de tijd die hij inmiddels al in detentie heeft gezeten en geen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte een jonge vrouw rond 5.00 uur in de ochtend heeft gevolgd naar haar huis en nadat hij de deur heeft opengeduwd haar huis is binnengedrongen. Hij heeft haar vervolgens bij haar keel vastgepakt en haar keel dichtgeknepen. Terwijl hij dit deed zei hij meerdere keren dat hij haar ging verkrachten. Dit zijn zeer ernstige feiten. De ervaring leert dat dergelijke feiten nog lange tijd kunnen leiden tot psychische klachten bij het slachtoffer. Zij is in de nachtelijke uren in haar eigen huis, een plek waar ze zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, mishandeld en bedreigd door een wildvreemde man. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Het hof houdt verder rekening met het uitgebreide uittreksel justitiële documentatie van verdachte. Hij is in het verleden al meerdere keren onherroepelijk veroordeeld. Ook voor geweldsdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Gezien het bovenstaande is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Nu het hof echter vrijspreekt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit komt het hof tot een lagere gevangenisstraf dan opgelegd door de rechtbank.
Daarnaast is het hof met de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd. Het hof komt als volgt tot dit oordeel.
Omtrent de persoon van verdachte is een rapportage opgemaakt door het Pieter Baan Centrum, gedateerd 27 juli 2018. Uit de rapportage opgemaakt door M.D. van Ekeren, psychiater, en L. Vermeulen, GZ-psycholoog, volgt dat verdachte zeer beperkt heeft meegewerkt aan het betreffende onderzoek. Desondanks is er een voldoende beeld van verdachte ontstaan om tot diagnostische conclusies te komen en de gestelde vragen te kunnen beantwoorden.
Uit het rapport blijkt het volgende:
“Op basis van het dossier en de diverse rapportages komt betrokkene naar voren als een onthechte, zorgmijdende man met een achtergrond als vluchteling, met een ernstige psychiatrische stoornis, bij wie sprake is van ‘secundaire’ psychopathisering en middelenafhankelijkheid en die zich langs de rand van de samenleving ophoudt. Duidelijk is dat er sprake is van een reeds jarenlang bestaand duurzaam patroon van ernstig disfunctioneren op alle levensgebieden, waarbij het disfunctioneren op de volgende functie- domeinen forensisch relevant wordt geacht: betrokkene staat - vanuit onthechting en primaire overlevingsmechanismen - vooral primair behoeftebevredigend in het leven, waarbij hij niet of nauwelijks een intrinsieke rem kent. Hierdoor komt hij al vanaf het moment dat hij in Nederland terecht is gekomen tot grensoverschrijdend gedrag. Er is sprake van lacunaire gewetensfuncties, dus betrokkene wordt in zijn gedrag niet geremd door het besef van consequenties die zijn gedrag heeft voor de ander. Daarnaast is er - passend bij de schizofrenie – sprake van forse oordeels- en kritiekstoornissen en is de frustratietolerantie zeer beperkt. Hoewel deze verschillende facetten mogelijk op wisselende momenten dan eens een grotere dan eens een kleinere bijdrage geven, met andere woorden afzonderlijk fluctueren in ernst, is de optelsom van het geheel steeds dezelfde: het bevredigen van zijn behoeften waarbij hij een ander kan schaden, zowel in seksueel opzicht, in materieel opzicht als met geweld op het moment dat hij gefrustreerd raakt. Dit verklaart het meervoudig delictpatroon van betrokkene.
Op basis van het huidig onderzoek kan worden vastgesteld dat sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens alsook van een gebrekkige ontwikkeling, waarbij de bevindingen volledig in lijn liggen met de in 2016/2017 verrichte diagnostiek van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie van Veldzicht. Aldus wordt de hoofddiagnose paranoïde schizofrenie zeer aannemelijk geacht, evenals de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van meerdere middelen. Wat betreft de middelenproblematiek lijken alcohol en cannabis recente problemen en worden qat en cocaïne genoemd in de beschikbare dossierinformatie. De ernst van deze laatste stoornis kan niet worden vastgesteld. Van bovenstaande ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling was ook sprake ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten.”
“Ja, de primaire behoeftebevredigende levensmodus met het ontbreken van een intrinsieke rem, de lacunaire gewetensfuncties, de bij de schizofrenie passende forse oordeels- en kritiekstoornissen en de beperkte frustratietolerantie hebben doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten (die als één feitencomplex worden gezien), indien bewezen. Er zijn geen aanwijzingen voor doorwerking van eventuele psychotische belevingen in de ten laste gelegde feiten.
Wat betreft middelen kan het volgende nog worden opgemerkt, Duidelijk is dat er in ieder geval sprake is geweest van het gebruik van alcohol (zo blijkt uit hetgeen de dienstdoende politieagenten hebben aangetekend in de processen-verbaal), wat een faciliterend effect moet hebben gehad. Of betrokkene ook onder invloed was van andere middelen is niet duidelijk geworden.
Op grond van het bovenstaande adviseert het onderzoekend team uw college betrokkene - op de vijfpuntsschaal - verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het plegen van de ten laste gelegde feiten.”
Gelet op het bovenstaande komt het hof evenals de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Uit het rapport blijkt voorts:
“Ondergetekenden achten het risico op zowel gewelddadige recidive als seksueel delictgedrag, hoog.”
“Ter afwending van het recidivegevaar is een langdurige klinische behandeling in een setting met een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk. Betrokkene heeft veel structuur nodig om uit de problemen te blijven, heeft weinig intrinsieke motivatie te veranderen en daardoor mee te werken aan behandeling en er moet toezicht zijn op zowel medicatie-inname als abstinentie van drugs. In de behandeling dienen verschillende behandeldoelen vorm te krijgen: stabilisatie van het psychiatrische beeld middels medicamenteuze behandeling en veel externe structuur, psycho-educatie over schizofrenie en middelenafhankelijkheid, motivatie voor verdere behandeling, vormgeven aan dagvulling en toewerken naar een beschermde woonvorm. Gezien de ernst van het beeld zal deze behandeling langdurig moeten zijn.
Bij het ontbreken van enige motivatie en ziekte inzicht en gezien de lange behandelduur ziet het onderzoekend team geen andere mogelijkheid dan het kader van de tbs met dwangverpleging.”
Ter terechtzitting van het hof heeft de psycholoog mevrouw L. Vermeulen aangegeven dat de conclusies uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum niet anders zouden komen te luiden indien verdachte zou worden vrijgesproken van één van de ten laste gelegde feiten (waaronder de onder 1 ten laste gelegde poging tot verkrachting).
Het hof stelt vast dat op grond van artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht voor het onder 3 bewezen verklaarde feit de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd.
Het hof is van oordeel dat mede gezien de ernst van het feit en de hoeveelheid van de voorgaande veroordelingen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Het hof is voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Verdachte is, zoals hiervoor ook al is overwogen, een jonge vrouw in de nachtelijke uren gevolgd naar haar huis. Hij is vervolgens na de deur te hebben opengeduwd haar huis binnengedrongen. Daarna heeft hij haar bij haar keel vastgepakt en haar keel dichtgeknepen. Zij lag op dat moment op de trap en verdachte hing boven haar. Hij heeft haar vervolgens bedreigd met verkrachting. Nu de (be)dreigende uiting is voorafgegaan en vergezeld door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde is het hof van oordeel dat onder deze omstandigheden het misdrijf bedreiging met verkrachting een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling wordt derhalve opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf ex artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en is mitsdien niet gemaximeerd tot een periode van vier jaar.
Beslag
Het hof is van oordeel dat de teruggave aan de verdachte kan worden gelast van de na de melden in beslag genomen voorwerpen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38e, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een muts, een jas, een mobiele telefoon.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. F.A.M. Bakker en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 23 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 september 2019.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. K. van Laarhoven, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.