Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een echtscheiding tussen een vrouw en een man, die in 1993 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om de echtscheiding uit te spreken, wat door de rechtbank op 18 juli 2018 is toegewezen. De vrouw trok haar verzoek tot echtscheiding in hoger beroep in, maar het hof oordeelde dat zij geen procesbelang had om de uitspraak van de rechtbank aan te vechten, aangezien zij zelf de echtscheiding had verzocht. De man had ook een zelfstandig verzoek tot echtscheiding ingediend, en het hof oordeelde dat het pensioenverweer, zoals bedoeld in artikel 1:153 BW, niet ten dienste staat van een echtgenoot die zelf de echtscheiding verzoekt. Het hof verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken in het hoger beroep en compenseerde de proceskosten, aangezien partijen (gewezen) echtgenoten zijn. De beslissing werd genomen na bestudering van de stukken, zonder mondelinge behandeling, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.