„- [in] tweeduizend tien ( [in] 2010) is te Midden-Drenthe overleden mevrouw[G], hierna te noemen: de overledene, (…)
- met in achtneming van hetgeen hiervoor is omschreven en volgens de Nederlandse wet heeft de overledene als enige en algehele erfgenamen achtergelaten:
1. haar zoon, de heer[H](…)
2. haar dochter, mevrouw[A](…)
ieder voor één/derde (1/3) gedeelte van haar nalatenschap;
3. haar kleindochter, mevrouw[C](…)
4. haar kleindochter, mevrouw[E](…)
ieder voor één/zesde (1/6) gedeelte van haar nalatenschap;”
(…)
- de onder 1, 3 en 4 genoemde erfgenamen hebben volmacht gegeven aan:
mevrouw [A] , voornoemd,
speciaal om hen te vertegenwoordigen ter zake van het beheer als bedoeld in artikel 3:170 lid 2 BW over de nalatenschap, alsmede voor zover nodig ter zake van de vereffening van de nalatenschap van de overledene.
De bevoegdheid tot vertegenwoordiging betreft onder meer het aannemen van aan de nalatenschap verschuldigde prestaties, waaronder het innen van banktegoeden, het betalen van de schulden en van de begrafenis- of crematiekosten, het doen van de vereiste belastingaangiften en het betalen van de verschuldigde belastingen. Ook is volmacht verleend om verzekeringsuitkeringen te incasseren en alle daarmee samenhangende handelingen te verrichten, ook voor zover de uitkering als zelfstandig recht buiten de nalatenschap om wordt verkregen door de (of een van de) erfgenamen als begunstigde(n).
Daarnaast hebben de volmachtgevers expliciet aan de gevolmachtigde de bevoegdheid gegeven de volmachtgevers te vertegenwoordigen bij beschikkingshandelingen met betrekking tot de goederen van de nalatenschap, met uitzondering van beschikkingshandelingen welke betrekking hebben op registergoederen, waaronder begrepen het vervreemden en bezwaren.
De gevolmachtigde heeft niet de bevoegdheid de volmachtgevers te vertegenwoordigen bij de verdeling van de nalatenschap. De volmachtgevers verlenen overigens volmacht om alles verder te doen wat in verband hiermee nodig of wenselijk mocht zijn.”