ECLI:NL:GHARL:2019:7661

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
21-000302-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van brandstof en bedreiging met geweld; beoordeling van bewijs en strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van brandstof, bedreiging met geweld, beschadiging van een fiets en mishandeling. De feiten vonden plaats op 18 september 2016, waarbij de verdachte samen met anderen brandstof heeft gestolen bij een Shell tankstation en een groep jongens heeft bedreigd. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal van brandstof en de bedreiging, maar sprak de verdachte vrij van de diefstal van een auto. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft ook de teruggave gelast van een in beslag genomen joggingbroek. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000302-17
Uitspraak d.d.: 19 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 december 2016 met parketnummer 18-720263-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. V. Wolting, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Dit betekent dat, voor zover het hoger beroep is gericht tegen deze vrijspraak, verdachte daarin niet kan worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft, voor zover hier van belang, verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde onder de feiten 1, 3, 4, 5 en 6 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest
Het hof zal het vonnis voor zover aan het hoger beroep onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te / nabij [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, bij een Shell tankstation, heeft weggenomen brandstof (26,53 liter diesel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 18 september 2016, te [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Merk Opel, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (groep) jongen(s), aangifte onder nummer [nummer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die jongen(s) de woorden toegevoegd: "Wij maken jullie dood" en/of "Wij zijn de maffia van [plaats 3] ", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of daarbij een bierflesje getoond en/of gedreigd dit flesje kapot te slaan teneinde hen daarmee neer te steken en/of doen voorkomen dat men, achter de broeksband, beschikte over een wapen;
5.
hij op of omstreeks 18 september 2016, te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan verdachte, aangifte onder nummer [nummer] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] te slaan tegen zijn hoofd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Feit 3Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de auto en zal hem van dit feit vrijspreken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Feit 1
De raadsman heeft betwist dat het handelen van verdachte diefstal in vereniging van brandstof oplevert, zodat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had van het wederrechtelijk toe-eigenen van de brandstof ten tijde van het wegnemen daarvan (het tanken).
Uit de stukken van het dossier volgt dat [bestuurder] de bestuurder was van het voertuig en dat verdachte is uitgestapt en is gaan tanken. De medewerker van het tankstation heeft de toevoer van de brandstof stopgezet. Op het moment dat de brandstoftoevoer werd gestopt heeft verdachte de slang teruggehangen, is hij weer in de auto gaan zitten en is de bestuurder van het voertuig weggereden.
Het hof is van oordeel dat uit deze handelswijze, waarbij direct na het stopzetten van de brandstoftoevoer wordt weggereden zonder te betalen, kan worden afgeleid dat verdachte en de bestuurder van het voertuig ten tijde van het tanken het oogmerk hadden zich de brandstof wederrechtelijk toe te eigenen, waardoor sprake is van het door twee personen in vereniging plegen van de diefstal.
Door de verdachte of de bestuurder ( [bestuurder] ) is geen verklaring afgelegd, waarmee zij de redengevendheid hiervan ontzenuwen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het medeplegen van de ten laste gelegde mishandeling, omdat er ten aanzien van de aangifte onvoldoende steunbewijs is.
Het hof stelt vast dat aangever heeft verklaard dat op 18 september 2016 [bestuurder] en [medeverdachte] en een voor hem onbekende man met een kaal hoofd zijn woning zijn binnengedrongen en dat hij klappen heeft gekregen van [bestuurder] en van de onbekende man. Getuige [getuige] bevond zich die nacht in de woning van aangever en hoorde hard geschreeuw van aangever uit de woonkamer komen. Ook heeft hij harde klappen gehoord. Toen hij beneden kwam, herkende hij [medeverdachte] en [bestuurder] en hij zag ook dat er een oudere wat kalende man met grijze haren aanwezig was. Uit het proces-verbaal van aanhouding en het proces-verbaal van relaas van de politie blijkt dat verdachte de onbekende man was.
Het hof is van oordeel dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door voornoemde bewijsmiddelen en dat op basis hiervan wettig en overtuigend is komen vast te staan dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 18 september 2016 te/nabij [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, bij een Shell tankstation, heeft weggenomen brandstof (26,53 liter diesel), toebehorende aan Shell;
4.
hij op 18 september 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een groep jongens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk dreigend die jongens de woorden toegevoegd: "Wij maken jullie dood" en "Wij zijn de maffia van [plaats 3] " en daarbij een bierflesje getoond en gedreigd dit flesje kapot te slaan teneinde hen daarmee neer te steken en doen voorkomen dat men, achter de broeksband, beschikte over een wapen;
5.
hij op 18 september 2016, te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd;
6.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een ander, een persoon genaamd [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door meerdere malen die [slachtoffer 2] te slaan tegen zijn hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, door twee verenigde personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 18 september 2016 schuldig gemaakt aan een viertal verschillende feiten, achtereenvolgens aan diefstal in vereniging van brandstof, de bedreiging van een groep jongens, het beschadigen van een fiets van één van de jongens uit die groep en medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 2] . Diefstal en vernieling veroorzaken hinder, schade en ergernis voor de gedupeerden. Verdachte heeft er door zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen. Door de bedreiging en de mishandeling zijn gevoelens van angst en onzekerheid ontstaan bij de slachtoffers en heeft het slachtoffer van de mishandeling pijn ondervonden.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2019 blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van mishandeling, bedreiging en verduistering.
Het hof heeft kennis genomen van rapportages van de reclassering, die ten behoeve van een andere strafzaak van verdachte zijn opgesteld. Hieruit volgt onder meer dat er bij verdachte al vanaf zijn jeugd sprake is van alcohol- en middelengebruik. De ontvankelijkheid voor begeleiding en/of behandeling bij verdachte is matig, maar zonder de ingezette hulpverlening wordt de kans op recidive veel hoger geschat.
Verder is acht geslagen op de inhoud van een door de raadsman overgelegde brief van Creating Balance. Sinds 2009 ontvangt verdachte begeleiding op meerdere levensgebieden, zoals psychisch en sociaal functioneren, dagbesteding, huisvesting, praktisch functioneren en financiën/administratie. Verdachte heeft zijn leven met vallen en opstaan weten te stabiliseren en woont sinds 2012 met ondersteuning zelfstandig en runt zijn eigen huishouding. Verdachte heeft hierbij dagelijks structuur en begeleiding nodig. Doorbreking van dit traject met detentie is niet wenselijk en zal de inzet van meerdere hulporganisaties, zoals Creating Balance en Tactus, doorkruisen.
Namens verdachte is naar voren gebracht dat hij, sinds het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de onderhavige feiten, geen nieuwe justitiële contacten meer heeft gehad en dat hij met de hulp en begeleiding van Creating Balance weer op het goede pad is gekomen. Gelet hierop is bepleit om te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van verdachte is oplegging van een gevangenisstraf geboden. Gezien de stabiele situatie die verdachte onder begeleiding van hulporganisaties heeft weten op te bouwen, het uitblijven van justitiële contacten in de afgelopen jaren, het tijdsverloop sinds de feiten en het bestreden vonnis en de omstandigheid dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, ziet het hof aanleiding om te volstaan met de oplegging van een kortere gevangenisstraf dan opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof zal deze gevangenisstraf voorts deels voorwaardelijk opleggen. Dit strekt er mede toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen. Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

Beslag

Het hof zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslag genomen joggingbroek.

Voorlopige hechtenis

Het hof zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis, waaromtrent de politierechter niet heeft beslist, opheffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 47, 57, 63, 285, 300, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het hoger beroep onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
50 (vijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een joggingbroek.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 19 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.