ECLI:NL:GHARL:2019:7660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
21-003455-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tanken zonder te betalen; onvoldoende bewijs voor diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een aantal vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1987, heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere veroordelingen voor verschillende verkeersdelicten en diefstal. Het hof heeft de zaken gevoegd behandeld op 5 september 2019 onder parketnummer 21-003455-17. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal van brandstof, omdat het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte is wel veroordeeld voor het veroorzaken van gevaar op de weg, het verlaten van de plaats van ongevallen en het niet meewerken aan een bloedonderzoek. Het hof heeft een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan de uitvoering is opgeschort, en bijzondere voorwaarden vastgesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van drugs. Daarnaast is de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor respectievelijk 12 maanden en 2 jaren, afhankelijk van de bewezen feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de verkeersdelicten en de impact op de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003455-17 (gevoegde zaken: 21-001303-16 en 21-000046-17)
Uitspraak d.d.: 19 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen:
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 23 juni 2017 met parketnummer 96-054365-17 (21-003455-17) en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer, 96-287775-14;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 december 2016 met parketnummer 18-720262-16 (21-000046-17);
- het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2016 met parketnummer 18-730182-14 (21-001303-16) en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-730568-13,
in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen de hiervoor genoemde vonnissen hoger beroep ingesteld. Deze zaken zijn ter terechtzitting van het hof op 5 september 2019 gevoegd en vervolgens behandeld onder parketnummer 21-003455-17.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vrijspraak van hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 96-054365-17, in de zaak met parketnummer 18-720262-16 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 3 is tenlastegelegd;
- veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-720262-16
onder 2 en 4 en het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd;
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden ter zake van het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer
18-730182-14;
- veroordeling van verdachte ter zake van het onder 4 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-730182-14 tot 2 maanden hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 18-730182-14;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96-054365-17;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto van het merk Mitsubishi, type Carisma, in de zaak met parketnummer 18-730182-14.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D. van den Broek, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van het onder 3 en 5 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-720262-17. Dit betekent dat, voor zover het hoger beroep is gericht tegen deze vrijspraken, verdachte daarin niet kan worden ontvangen.

De vonnissen voor zover aan het hoger beroep onderworpen

De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 96-054365-17 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week en de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van
6 maanden. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van 1 week gevangenisstraf van parketnummer 96-287775-14 toegewezen.
De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeftverdachte ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 4 in de zaak met parketnummer
18-720262-16 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18-730182-14 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van het voorarrest en heeft ter zake van het onder 2 ten laste gelegde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 12 maanden opgelegd. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde is verdachte veroordeeld tot 2 maanden hechtenis en is aan hem een de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 2 jaren. Voorts is de vordering tot tenuitvoerlegging van 30 dagen gevangenisstraf van parketnummer
18-730568-13 toegewezen en is de inbeslaggenomen personenauto van het merk Mitsubishi, type Carisma, verbeurd verklaard.
Het hof zal de vonnissen, voor zover aan het hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 96-054365-17:
1.
hij, op of omstreeks 19 juni 2016, te [plaats 1] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 505 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
Zaak met parketnummer 18-730182-14:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2014, te [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Mitsubishi) betrokken bij een (aantal) verkeersongeval(len) of door wiens gedraging(en) een (aantal) verkeersongeval(len) was/waren veroorzaakt op de [straat 1] aldaar, de plaats(en) van het/de ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij dat/die ongeval(len), naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan (een) nader te noemen ander(en) de hierna genoemde schade was toegebracht, te weten:
- schade aan de auto (Seat Ibiza, kenteken [kenteken 1] ) van [slachtoffer 1] en/of
- schade aan de auto (VW Polo, kenteken [kenteken 2] ) van [slachtoffer 2] en/of
- schade aan de container van [slachtoffer 3] en/of
- schade aan het hekwerk van [slachtoffer 4] ;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2014 te [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid van genoemde wet bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op of omstreeks 30 april 2014, te [plaats 2] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 2] aldaar, opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende politieambtenaren, en wel (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderde(n) of verdachte beval(en) het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering of welk bevel door die politie-ambtena(a)r(en), belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan doordien deze van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakte(n) - niet heeft voldaan aan genoemde vordering of genoemd bevel gedaan door genoemde ambtena(a)r(en);
4.
hij op of omstreeks 30 april 2014, te [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , (onder meer) op (de) weg(en), de [straat 3] en/of [straat 4] en/of [straat 5] en/of de [straat 6] en/of de [straat 7] , rijdende in een personenauto (te weten Mitsubishi, met kenteken [kenteken 3] ) (onder meer):
- ( meermalen) met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, heeft gereden en/of
- ( meermalen) geen voorrang heeft verleend aan overige weggebruikers en/of
- op de kruising [straat 5] met de [straat 8] tegen de verplichte rijrichting is ingereden en/of (aldus) het geplaatste bord C2 heeft genegeerd, terwijl er op/nabij voornoemde kruising een fietser reed en/of
- rijdende op de [straat 4] (met hoge snelheid) de [straat 9] is ingereden, waarbij hij, verdachte, de binnenbocht heeft genomen, terwijl zich in/nabij die bocht 2 fietsers bevonden, ten gevolge waarvan die fietsers bijna door de personenauto van verdachte werden geraakt en/of daarbij ten val kwamen en/of
- met hoge snelheid (komende vanaf de [straat 3] ) een fietspad/trottoir op is gereden, waarop zich een (aantal) perso(o)n(en) bevond(en) (welke aan de kant zijn gesprongen),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Zaak met parketnummer 18-720262-16:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2016, te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Jaguar, (kenteken [kenteken 4] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk VW Golf (kenteken [kenteken 5] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2016 te / nabij [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, bij een Shell tankstation, heeft weggenomen brandstof (26,53 liter diesel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 18 september 2016, te [plaats 5] , gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Merk Opel, kenteken [kenteken 6] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Parketnummer 96-054365-17
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is komen vast te staan, omdat geen sprake is geweest van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. Er is niet gereageerd op het verzoek om tegenonderzoek dat verdachte had gedaan. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-730182-14
Feit 3
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:198), overweegt het hof dat het door de betrokken politieambtenaren gegeven bevel het motorrijtuig te doen stilhouden niet heeft te gelden als een krachtens wettelijk voorschrift gegeven bevel of gedane vordering in de zin van het ten laste gelegde artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Het niet naleven van artikel 160, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is specifiek als overtreding strafbaar gesteld in artikel 177, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit is echter niet ten laste gelegd, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18-720262-16
Feit 1
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat de ten laste gelegde vernielingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, hetgeen leidt tot vrijspraak van deze feiten.
Feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad tot het wederrechtelijk toe-eigenen van de brandstof.
Uit de stukken van het dossier volgt dat [bestuurder] de bestuurder was van het voertuig en dat [medeverdachte] is uitgestapt om te gaan tanken. Verdachte is ook uitgestapt en heeft [medeverdachte] geholpen met de tankdop, waarna hij weer in de auto is gaan zitten. [medeverdachte] heeft getankt. Nadat de medewerker van het tankstation de toevoer van de brandstof had stopgezet heeft [medeverdachte] de slang teruggehangen en is hij ook weer in de auto gaan zitten. Daarop is het voertuig, met daarin [bestuurder] , [medeverdachte] en verdachte, weggereden.
Uit deze handelswijze, waarbij direct na het stopzetten van de brandstoftoevoer wordt weggereden zonder te betalen, kan op zichzelf met betrekking tot [bestuurder] en [medeverdachte] het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ten tijde van het wegnemen van de brandstof (het tanken) worden afgeleid. Dit geldt niet voor verdachte. Hij heeft ter zitting van het hof verklaard -en bewijs voor het tegendeel ontbreekt- dat hij ervan uitging dat er betaald zou worden voor de brandstof en niet heeft meegekregen dat de brandstoftoevoer werd stopgezet waarna meteen is weggereden. Gelet hierop kan zijn betrokkenheid bij de diefstal van de brandstof niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte zal van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 4
Het hof acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De enkele omstandigheid dat verdachte in een -kort daarvoor- gestolen auto, waarmee zijn broer was aan komen zetten, heeft gezeten is onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte bij de wederrechtelijke toe-eigening van die auto vast te stellen. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-730182-14:
1.
hij op 30 april 2014, te [plaats 2] , in de gemeente [gemeente 1] , als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Mitsubishi) betrokken bij een aantal verkeersongevallen of door wiens gedragingen een aantal verkeersongevallen waren veroorzaakt op de [straat 1] en de [straat 10] aldaar, de plaatsen van de ongevallen heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan nader te noemen anderen de hierna genoemde schade was toegebracht, te weten:
- schade aan de auto (Seat Ibiza, kenteken [kenteken 1] ) van [slachtoffer 1] en
- schade aan de auto (VW Polo, kenteken [kenteken 2] ) van [slachtoffer 2] en
- schade aan de container van [slachtoffer 3] en
- schade aan het hekwerk van [slachtoffer 4] ;
2.
hij op 30 april 2014 te [plaats 2] , in de gemeente [gemeente 1] , als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid van genoemde wet bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen;
4.
hij op 30 april 2014, te [plaats 2] , in de gemeente [gemeente 1] , onder meer op de wegen, de [straat 3] en [straat 4] en [straat 5] en de [straat 6] en de [straat 7] , rijdende in een personenauto (te weten Mitsubishi, met kenteken [kenteken 3] ) :
- meermalen met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, heeft gereden en
- meermalen geen voorrang heeft verleend aan overige weggebruikers en
- op de kruising [straat 5] met de [straat 8] tegen de verplichte rijrichting is ingereden en (aldus) het geplaatste bord C2 heeft genegeerd, terwijl er op voornoemde kruising een fietser reed en
- rijdende op de [straat 4] met hoge snelheid de [straat 9] is ingereden, waarbij hij, verdachte, de binnenbocht heeft genomen, terwijl zich in die bocht 2 fietsers bevonden, ten gevolge waarvan die fietsers bijna door de personenauto van verdachte werden geraakt en
- met hoge snelheid komende vanaf de [straat 3] een fietspad/trottoir op is gereden, waarop zich een aantal personen bevonden welke aan de kant zijn gesprongen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 30 april 2014 schuldig gemaakt aan een drietal feiten, namelijk aan het veroorzaken van gevaar op de weg op verschillende locaties, het verlaten van de plaats van meerdere ongevallen en het niet voldoen aan een vordering tot meewerken aan een bloedonderzoek terwijl het vermoeden bestond dat hij alcohol had gebruikt. Met zijn handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, het onderzoek naar zijn alcoholgebruik onmogelijk gemaakt en gedupeerden van zijn rijgedrag de mogelijkheid ontnomen de schade met hem, verdachte, te regelen.
Het ad informandum gevoegde feit, rijden zonder rijbewijs, dat op de dagvaarding met parketnummer 18-730182-14 staat vermeld, wordt bij de strafoplegging meegenomen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2019 blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder onherroepelijk is veroordeeld voor verkeersdelicten.
Het hof heeft kennis genomen van de rapportage van de reclassering van 17 juli 2019. Hieruit volgt onder meer dat verdachte vanaf jonge leeftijd veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen en inmiddels als veelpleger geregistreerd staat. Nadat in het verleden enkele reclasseringstoezichten niet goed waren verlopen en ook een aantal taakstraffen niet waren voltooid, stelt verdachte zich thans coöperatief op en werkt hij mee aan de aan hem in andere zaken opgelegde bijzondere voorwaarden. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, verplichting tot ambulante behandeling, een drugsverbod en het meewerken aan middelencontroles op te leggen.
Verder is acht geslagen op de inhoud van een door de raadsvrouw overgelegd e-mailbericht van 10 juli 2019 van Verslavingszorg Noord Nederland. Hierin staat vermeld dat men tevreden is over het verloop van het toezicht en de meewerkende houding van verdachte. Verdachte maakt op een goede manier gebruik van de bij bijzondere voorwaarde verplicht gestelde ambulante behandeling bij de Forensische Poli van VNN te Groningen. Daarnaast wil verdachte systeemtherapie gaan volgen om Jeugdzorg te laten zien dat hij aan zichzelf en zijn gezin werkt en zich inzet voor een terugkeer van zijn kinderen in het gezin.
Namens verdachte is naar voren gebracht dat hij de afgelopen periode in zijn leven en andere weg is ingeslagen, dat hij blij is met de hulp die hij krijgt en dat hij geruime tijd niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast is recentelijk door de beslissing van de rechtbank meer zicht gekomen op een terugkeer van de kinderen in het gezin in de toekomst. Verdachte wil zijn best daarvoor doen. Gelet hierop is bepleit om te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
De ernst van de bewezenverklaarde misdrijven noopt, gezien ook de strafrechtelijke documentatie van verdachte, tot oplegging van gevangenisstraf. Gezien de stabielere situatie die verdachte inmiddels onder begeleiding van hulporganisaties heeft weten op te bouwen, het uitblijven van justitiële contacten in de afgelopen periode en het tijdsverloop sinds de feiten en het vonnis, zal het hof ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals aangegeven in het advies van de reclassering. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf strekt er mede toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.
Ter zake van de bewezenverklaarde overtreding zal het hof, in het bijzonder gezien het tijdsverloop, geen vrijheidsstraf opleggen maar een taakstraf en wel voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Op deze taakstraf dient het voorarrest dat verdachte in deze (uit drie gevoegde zaken bestaande) zaak heeft doorgebracht, in mindering te worden gebracht als hieronder aangegeven.
Het hof is verder van oordeel dat aan verdachte ter zake van het bewezenverklaarde misdrijf onder 2 van parketnummer 18-730182-14 en de bewezenverklaarde overtreding onder 4 van ditzelfde parketnummer 18-730182-14 de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van respectievelijk 12 maanden en 2 jaren moet worden ontzegd.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg ter zake van het tenlastegelegde onder parketnummer 96-054365-17de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Overijssel van 10 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, parketnummer 96-287775-14 gevorderd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer
96-054365-17 zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
De bij vonnis van de rechtbank te Noord-Nederland van 21 oktober 2013, parketnummer 18-730568-13, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan ter zake van parketnummer 18-730182-14 de tenuitvoerlegging is gevorderd, is al tenuitvoergelegd. Derhalve dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in deze vordering.

Beslag

Het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de inbeslaggenomen personenauto, merk Mitsubishi, type Carisma met kenteken [kenteken 3] .
Deze behoort de verdachte toe. Deze zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof zal de teruggave gelasten van de in de zaak met parketnummer 18-720262-16 onder verdachte inbeslaggenomen trui.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 57, 62, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-720262-16 onder 3 en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt de vonnissen, voor zover aan het hoger beroep onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-054365-17, het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 3 en het in de zaak met parketnummer 18-720262-16 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maandenten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich dient te melden bij de reclassering van VNN aan de Canadalaan 1 te Groningen en zich blijft melden op deze afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich direct bij de start van en gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door de Forensische Poli van VNN te Groningen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor behandeling, waarvan het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd drugs te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urine- of speekselonderzoek, zo vaak de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat betrokkene, zo vaak de reclassering dat nodig vindt, meewerkt aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek, speekselonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor controle.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
(60) dagen hechtenister zake van het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 4 bewezen verklaarde.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730182-14 onder 4 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
personenauto, merk Mitsubishi, type Carisma met kenteken [kenteken 3] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een trui.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Overijssel van
16 juni 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 10 februari 2016, parketnummer 96-287775-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 week.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 18-730568-13.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 19 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.