ECLI:NL:GHARL:2019:7618
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte erkende aanwezig te zijn geweest bij het incident, maar ontkende enige betrokkenheid of wetenschap van de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan. Het hof heeft vastgesteld dat er in het dossier geen bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastegelegde feiten.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis van de rechtbank en een veroordeling tot een gevangenisstraf van vier maanden, afgewezen. Het hof oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte bij het incident, zonder bewijs van actieve betrokkenheid of samenwerking, onvoldoende was voor een veroordeling. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.