Uitspraak
de man
de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding, waarbij de vrouw schadevergoeding vordert voor vernielingen aan de voormalige echtelijke woning. De man verbleef na het feitelijk uiteengaan van partijen in de woning, maar er was geen huurovereenkomst tussen hen. De vrouw had de man eerder verzocht de woning te verlaten op basis van een voorlopige voorziening van de rechtbank. Op de dag voordat de man de woning moest verlaten, werd er brand gesticht en werden er vernielingen aangericht. De vrouw stelde de man aansprakelijk voor de schade, maar het hof oordeelde dat er geen huurovereenkomst was en dat de man niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de vernielingen. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter, dat was gebaseerd op artikel 7:218 BW, dat enkel van toepassing is op huurovereenkomsten. Het hof concludeerde dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de man niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade aan de woning.