Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
1.Hekkert Vastgoed B.V.,
Hekkert,
Pleijsier,
Hekkert c.s.,
1.1. Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 5 september 2018;
- de memorie van grieven (met één productie);
- de memorie van antwoord.
3.3. De vaststaande feiten
grief 1aangevoerd dat de rechtbank niet volledig is geweest in de feitenvaststelling. Volgens hen heeft de rechtbank diverse relevante feiten ten onrechte ongenoemd gelaten.
Er is geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. In zoverre faalt de grief.
“
Naar verwachting zal (…) na 12 oktober het faillissement aanvragen van (…) Tegelwerken(…).In verband hiermee is door Dorgelo Holding B.V. een nieuwe dochtervennootschap aangekocht (Kampro B.V. tevens handelend onder de naam Tegelwerken Dorgelo Zwolle) van waaruit de ondernemingsactiviteiten worden voortgezet. U heeft ons gevraagd om leverancier te worden van deze nieuwe dochtervennootschap.(…)[B] (…) heeft te rekenen per 28 september jl. een vordering op (…) Tegelwerken (…) van € 379.923,24. Als zekerheden voor deze vordering gelden:(…)- een hypotheekrecht van € 280.000,- (incl. kosten) met betrekking tot het woonhuis staandeen gelegen aan de [a-straat 1] te [A] .In geval van een faillissement zullen wij deze zekerheden inroepen resp. uitwinnen.(…)Uw voorstelU heeft ons gevraagd leverancier te worden van Tegelwerken Dorgelo Zwolle. U heeft ons verzocht de nieuwe B.V. een debiteurenkrediet te verstrekken van € 120.000 met een limiet van 60 dagen.Tevens wilt u, nadat wij ons eigendomsvoorbehoud m.b.t. de kasten en voorraad hebben ingeroepen, deze van ons kopen voor een bedrag van € 60.000 waarbij [B] de enigste leverancier van tegelwerken Dorgelo Zwolle wordt. Aan het voorgaande verbindt u wel de voorwaarde dat wij afzien van het inroepen resp. uitwinnen van het hypotheekrecht dat wij hebben ten aanzien van de woning in [A] .Ons voorstelHelaas kunnen wij niet instemmen met uw voorstel. [B] (…) is niet bereid de belangrijkste zekerheid, het hypotheekrecht op de woning, op te geven. Voor ons brengt uw voorstel te veel onzekerheden mee voor de toekomst.Wel willen wij u het volgende voorstel doen:(…)Onder de volgende voorwaarden zijn wij bereid het hypotheekrecht niet in één keer uit te winnen:(…)- ten aanzien van het verschuldigde bedrag van € 200.000,- (…) uit hoofde van hethypotheekrecht worden nadere voorwaarde overeengekomen, de belangrijkste zijn:- het hypotheekrecht blijft in stand;- het verschuldigde bedrag wordt in maandelijkse termijnen van € 2.000 afgelost (…)”
"Nemen het volgende in aanmerking:- [appellant] & [appellante] d.d. 17 juli 2006 bij kandidaat-notaris mr. M. Lammers, in haar hoedanigheid als plaatsvervanger en waarnemer van notaris mr. J.J. Dijkstra te Sneek, een tweede hypotheekrecht hebben gevestigd groot € 280.000 op hun woonhuis staande en gelegen aan de [a-straat 1] te [A] ten behoeve van [B] ;
Pleijsier & Hekkert verbinden zich gezamenlijk en ieder afzonderlijk bij deze
Deze borgstelling geschiedt onder de volgende bepalingen:(…)3. [B] stelt Pleijsier en Hekkert onverwijld (...) op de hoogte in het geval [appellant] & [appellante] hun verplichtingen uit hoofde van de met [B] gesloten overeenkomst niet nakomen.4. Bij niet tijdige voldoening van de schuld zijn [appellant] & [appellante] zonder nadere ingebrekestelling in verzuim. (…)Deze borgstelling blijft gelden zolang en voor zover de schuld van [appellant] & [appellante] uit hoofde van de aangehechte overeenkomst niet (volledig) is afgelost.”
Borgstelling R. Dorgelo Tegel-Centrum" en op 13 februari 2010 onder vermelding van "
afspraak [appellant] , Zwolle, overeenkomst december 2009" ieder € 25.000,- aan [B] betaald.
"
Zoals afgesproken ivm afbetaling lening door [appellant] opheffing van de hierbijgaande akte van borgstelling."
“mutaties lening28-10-2009 start berekening € 20.000,00(…)15-02-2010 verstrekking € 25.00029-03-2010 verstrekking € 40.000(…)."
“
Tenslotte heeft cliënte in 2010 een bedrag van € 25.000,- voor u betaald aan [B] Tegelcentrum BV te Sneek in het kader van een borgstelling. Het betrof hier een lening welke terugbetaald zal moeten worden.”
4.4. De vorderingen, het verweer en de beslissing in eerste aanleg4.1 Hekkert c.s. hebben [appellanten] c.s. gedagvaard voor de rechtbank. Zij hebben veroordeling van [appellanten] c.s. tot betaling aan elk van hen van € 25.000,- gevorderd, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, incassokosten en proceskosten. Aan deze vorderingen hebben zij ten grondslag gelegd dat zij elk € 25.000,- aan [B] hebben betaald ter uitvoering van een overeenkomst van geldlening tussen hen en
5.5. De bespreking van de (overige) grieven
grieven 2 tot en met 4komen [appellanten] c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij partij zijn bij de overeenkomst van geldlening met Hekkert c.s. De grieven hangen met elkaar samen en overlappen elkaar deels. Het hof zal de grieven om die reden tezamen behandelen.
18 december 2009. Op grond van deze overeenkomst diende een bedrag van € 100.000,- (waarvan de eerste termijn van € 50.000,- uiterlijk op 31 januari 2010) te worden betaald aan [B] , waartegenover de hypothecaire inschrijving op de woning van [appellanten] c.s. zou worden verminderd van € 280.000,- tot € 50.000,-. Partijen zijn het erover eens dat met de betalingen door Hekkert c.s. de eerste termijn van € 50.000,- werd voldaan.
In de overeenkomst is niet vermeld op wie de betalingsverplichting van € 100.000,- rustte; op Tegelcentrum, op [appellanten] c.s. of op Tegelcentrum c.s. en [appellant] tezamen. Wel is duidelijk dat de betalingsverplichting voortvloeit uit de vordering van [B] op Tegelwerken, tot zekerheid waarvan onder meer een derdenhypotheek was gevestigd op de woning van [appellanten] c.s.
In de overeenkomst van borgtocht van januari 2010 worden [appellanten] c.s. aangemerkt als schuldenaar van de vordering van € 100.000,- die [B] op grond van de overeenkomst van 18 december 2009 heeft. [appellanten] c.s. worden in de overeenkomst aangeduid als “Debiteur” en in zowel de considerans als in de artikelen 3 tot en met 5 van de overeenkomst worden [appellanten] c.s. aangemerkt als debiteur van de deze vordering. Dat is in die zin verklaarbaar, omdat de vordering verband houdt met de verlaging van de hypothecaire inschrijving (tot zekerheid van de schuld van Tegelbedrijf aan [B] ) van € 280.000,- naar € 50.000,-. Uit de aan de overeenkomst van 18 december 2009 voorafgaande brief van [B] van 30 september 2009 blijkt dat [appellanten] c.s. en [B] over en weer voorstellen hebben gedaan betreffende het recht van hypotheek: [appellanten] c.s. wilden dat [B] het recht van hypotheek zou prijsgeven, [B] wilde dat juist niet en stelde een betalingsregeling voor. Uit de overeenkomst van 18 december 2009 kan dan worden afgeleid dat partijen elkaar ‘ergens in het midden’ gevonden hebben, in die zin dat [B] haar inschrijving na betaling van een bedrag van € 100.000,- beperkte tot € 50.000,- en volledig prijsgaf indien Tegelcentrum haar verplichtingen uit hoofde van het haar te verlenen leverancierskrediet zou nakomen.
Anderzijds heeft de overeengekomen verplichting tot betaling van € 100.000,- ook een zakelijk karakter. Allereerst vindt de vordering haar grondslag in de (onbetaald gebleven) vordering van [B] op Tegelbedrijf. Bovendien is er (via de resterende derdenhypotheek) een verband tussen de vordering en het door [B] aan Tegelcentrum te verstrekken leverancierskrediet.
Zij hebben allereerst aangevoerd dat in de administratie en jaarstukken van [B] geen schuld is opgenomen van hen. Volgens hen blijkt dat uit het feit dat zij nooit tot betaling van die schuld zijn aangesproken.
Ook hebben zij erop gewezen dat - en dat staat tussen partijen ook niet ter discussie - dat het resterende bedrag van de schuld van € 100.000,- niet door hen, maar door Tegelcentrum is betaald.
Verder voeren [appellanten] c.s. aan dat de lening aan Pleijsier en Hekkert in de jaarrekening van Tegelcentrum is verantwoord. Daaruit volgt volgens hen dat voor hen duidelijk was dat de lening aan Tegelcentrum en niet aan hen is verstrekt.
c.s. wijzen er op dat Pleijsier voor de lening rentenota's heeft verstuurd naar Tegelcentrum en niet naar hen. De lening wordt op die rentenota's opgeteld bij andere schulden van Tegelcentrum aan Pleijsier. Pleijsier zelf is er volgens hen dus ook vanuit gegaan dat de lening aan Tegelcentrum en niet aan [appellanten] c.s. is verstrekt.
Ten slotte voeren [appellanten] c.s. aan dat de advocaat van Hekkert niet hen, maar Tegelcentrum heeft aangemaand tot terugbetaling van de lening. Daaruit blijkt volgens hen dat ook Hekkert er vanuit ging dat Tegelcentrum de debiteur van de vordering uit de overeenkomst van geldlening was.