In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van een huurster, [appellante], tegen haar verhuurder, Stichting Nijestee. De huurster vorderde dat de verhuurder een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst van haar buurman, [B], zou starten, omdat zij overlast ervaart van deze buurman. De huurster heeft sinds 15 december 1979 een bovenwoning gehuurd van Nijestee en heeft herhaaldelijk geklaagd over de overlast die zij van [B] ondervindt. De kantonrechter had eerder, op 2 januari 2018, de vordering van de huurster afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd dat [B] verantwoordelijk was voor de overlast. In hoger beroep heeft het hof de grieven van de huurster verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de huurster niet voldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van structurele en ernstige overlast door [B]. Het hof concludeerde dat de situatie tussen de huurster en haar buurman een moeizame één-op-één situatie betreft, waarvoor bemiddeling tussen hen aangewezen is. De huurster werd in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.