Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 5 februari 2019 had besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen tot 15 maart 2020. De moeder heeft drie grieven ingediend en verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking, terwijl de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel, verweer voerde en het hof verzocht het hoger beroep van de moeder te verwerpen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2019 heeft de moeder verklaard dat haar hoger beroep enkel betrekking heeft op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, en dat zij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen dat haar situatie is verbeterd en dat zij en de vader een stabiele opvoedomgeving kunnen bieden. De moeder heeft geen bewijsstukken overgelegd die haar claims over financiën, werk en de afwezigheid van drugsgebruik onderbouwen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is gebleken om aan te tonen dat zij en de vader de kinderen een veilige en stabiele woon- en opvoedomgeving kunnen bieden. De grieven van de moeder zijn afgewezen, en het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de moeder niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek in hoger beroep tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling.