Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 12 september 2019, is de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland geschorst. De zaak betreft een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2006, over het gezag en de kinderalimentatie. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en alleen met het gezag over het kind te worden belast. De rechtbank had dit verzoek toegewezen en de man verplicht om een bijdrage van € 116,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met grieven die betrekking hebben op het gezag, de behoefte en de draagkracht. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof heeft daarom besloten om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de eerdere beschikking te schorsen, in afwachting van een ouderschapstraject dat de ouders willen volgen.
Daarnaast heeft het hof de kinderalimentatie herzien. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 1.484,- per maand, en na berekening van de draagkracht is vastgesteld dat hij € 90,- per maand moet bijdragen aan de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 17 mei 2018. Het hof heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om te onderzoeken of een onderzoek naar het gezag noodzakelijk is, afhankelijk van de uitkomsten van het ouderschapstraject. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot na ontvangst van het eindverslag van het ouderschapstraject.