ECLI:NL:GHARL:2019:7456

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
TBS P19/238
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1973. Het hof oordeelde dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege pas aan de orde kan zijn als het recidiverisico zodanig is teruggebracht dat dit verantwoord is. De rechtbank Den Haag had eerder op 11 juni 2019 de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, maar het hof vernietigde deze beslissing en verlengde de terbeschikkingstelling met één jaar. Het hof baseerde zijn oordeel op de adviezen van de kliniek en externe deskundigen, die aangaven dat de behandeling nog niet afgerond was en dat er nog stappen gezet moesten worden in het resocialisatietraject. De terbeschikkinggestelde had vooruitgang geboekt, maar er waren nog risicofactoren aanwezig die een zorgvuldige afweging vereisten. Het hof benadrukte dat de verpleging van overheidswege niet langer mag voortduren dan strikt noodzakelijk is, en dat de veiligheid van anderen voorop staat. De beslissing van het hof houdt in dat er in de toekomst opnieuw beoordeeld zal worden of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging mogelijk is, mogelijk voorafgegaan door proefverlof.

Uitspraak

TBS P19/238
Beslissing d.d. 12 september 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
verblijvende op het adres: [adres] (
onder de verantwoordelijkheid van [kliniek] ).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 11 juni 2019, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van gerechtshof ‘s-Gravenhage van 13 oktober 2011, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd;
- een brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid, gedateerd 24 september 2018, inhoudende de machtiging tot transmuraal verlof;
- een Pro Justitia rapportage van 18 januari 2019 van [naam 1] , psychiater;
- een Pro Justitia rapportage van 18 januari 2019 van [naam 2] , GZ-psycholoog;
- het verlengingsadvies van het
[kliniek]van 1 maart 2019, met als bijlage het actuele signaleringsplan;
- de brief van de Divisie Individuele Zaken van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan het arrondissementsparket Den Haag, gedateerd 4 maart 2019;
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 25 maart 2019;
- een aanvullend schrijven van [kliniek] van 9 april 2019, inhoudende nadere informatie over het recidiverisico;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 14 juni 2019;
- de appelschriftuur van de raadsman van de terbeschikkinggestelde, ingekomen op 14 juni 2019, inhoudende de grieven tegen de beslissing waarvan beroep;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 16 augustus 2019, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van het tweede kwartaal van 2019.
Het hof heeft ter zitting van 29 augustus 2019 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De adviezen die in deze zaak zijn uitgebracht door de kliniek en de externe deskundigen zijn eensluidend. De termijn van de maatregel dient met een jaar te worden verlengd. De behandelinterventies die nog moeten plaatsvinden kunnen binnen deze termijn worden gerealiseerd. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de terbeschikkingstelling voorwaardelijk beëindigd kan worden, mogelijk voorafgegaan door proefverlof. De verpleging van overheidswege mag niet langer voortduren dan strikt noodzakelijk is. Dit zou onverenigbaar zijn met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De raadsman heeft primair verzocht om de beslissing waarvan beroep te vernietigen en de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar. De raadsman heeft ook subsidiair verzocht om de bestreden beslissing te vernietigen en opnieuw recht te doen. De verlengingsrechter heeft namelijk ten onrechte een inhoudelijk oordeel gegeven over de vormgeving van het behandel- en resocialisatietraject, terwijl de bevoegdheid daartoe ontbreekt.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde heeft vooruitgang laten zien tijdens het behandeltraject. Hij is ook gemotiveerd om deze positieve ontwikkeling verder te bestendigen. De behandeling is echter nog niet afgerond. Het verlof moet langer gepraktiseerd zijn en het vergt tijd voordat hij in aanmerking komt voor een zelfstandige woning. Daarnaast moet worden getoetst wat het effect is van de afbouw van libidoremmende medicatie en een mogelijke toekomstige partnerrelatie op het recidiverisico. Het is nog onvoldoende duidelijk hoe er wordt omgegaan met toenemende spanning en meer verantwoordelijkheid. Gelet op deze omstandigheden is het niet de verwachting dat over één jaar het proefverlof opgestart kan worden of dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep en derhalve de termijn van terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaar.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt.
Indexdelicten
Bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 13 oktober 2011 is aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd voor:
- verkrachting, meermalen gepleegd;
- de eendaadse samenloop van verkrachting en met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Dit betreffen deels misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de terbeschikkinggestelde is er sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met in ieder geval narcistische trekken. De externe deskundigen en de kliniek noemen verder in hun adviezen vermijdende, antisociale en borderline trekken. Daarnaast is een verslavingsproblematiek vastgesteld (op het gebied van alcohol en cannabis), die inmiddels langdurig in remissie is in een gereguleerde omgeving.
Gelet op de genoemde adviezen is het recidiverisico naar het oordeel van het hof laag tot matig.
De duur van de verlenging
Gelet op de adviezen van de kliniek, de externe deskundigen en op hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank heef in haar beslissing over de duur van de verlenging terecht vooropgesteld dat het uitgangspunt is, dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de
terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een
verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de
terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank heeft in haar overweging dat de behandeling langer zal duren dan een jaar, onder andere betrokken dat het naar haar oordeel de voorkeur geniet dat aan een eventuele voorwaardelijke beëindiging proefverlof voorafgaat.
De terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd dat de rechtbank door zich uit te laten over de voorkeur voor proefverlof heeft begeven op het terrein van de behandelcoördinator en de geneesheer-directeur. Daarmee zou de rechtbank onbevoegd hebben gehandeld.
Het hof overweegt dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege pas aan de orde kan zijn als het recidiverisico zodanig is teruggebracht dat voorwaardelijke beëindiging onder de te stellen voorwaarden verantwoord is. Bij de beantwoording van deze vraag kan de verlengingsrechter ook in zijn afweging betrekken of voorafgaand aan een eventuele voorwaardelijke beëindiging een proefverlof is aangewezen.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen is naar het oordeel van het hof echter in deze zaak niet op voorhand voldoende aannemelijk dat de behandeling, zonder wijziging van het juridisch kader, meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een
verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Psychiater [naam 1] heeft in zijn rapport van 18 januari 2019 beschreven dat de terbeschikkinggestelde op dit moment landelijke onbegeleide vrijheden heeft in een transmuraal verlofkader. Hij is in staat afsprakentrouw te zijn binnen de extramurale resocialisatieafdeling. Er hebben zich rond zijn persoon geen incidenten voorgedaan. Een laag beveiligingsniveau is toereikend. Vanuit het oogpunt van recidivepreventie blijft van cruciaal belang dat hij abstinent blijft van verdovende middelen. Daarenboven is het belangrijk dat de ingezette behandeling (libidoremmende medicatie, EMDR, schematherapie en gesprekken met de psycholoog en psychiater) wordt voortgezet. De psychiater heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar. Gedurende dit jaar zullen concrete stappen moeten worden ondernomen in de richting van proefverlof of voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Psycholoog [naam 2] heeft in zijn rapport van 18 januari 2019 gesteld dat het aanbeveling verdient om een aantal therapieonderdelen voort te zetten tijdens de huidige fase van behandeling, zoals schematherapie en psychotherapeutisch contact. Hierdoor kan worden onderzocht hoe er wordt omgegaan met een toename aan verantwoordelijkheden de komende periode en of hierdoor ook spanning ontstaat en dit hanteerbaar is. Er dient te worden gekeken in hoeverre de verworven inzichten en vaardigheden toegepast kunnen worden bij toenemende druk. Voorts dienen de beschermende factoren te worden uitgebreid. Deze omstandigheden zijn van belang in combinatie met het feit dat de transmurale verloffase nog maar kort is aangevangen. De maatschappelijk inbedding moet nog plaatsvinden. De psycholoog heeft geadviseerd om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Na een jaar kan worden bezien of een volgende stap in de richting van proefverlof of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege verantwoord is.
In het verlengingsadvies van [kliniek] van 1 maart 2019 staat dat een klinisch verblijf met een hoog beveiligingsniveau niet meer noodzakelijk is. Het resocialisatietraject is er eerst op gericht om ingebed te raken bij de [afdeling] . Daarna dient de terbeschikkinggestelde gefaseerd overgeplaatst te worden naar een individueel appartement en vervolgens een trainingswoning. Uiteindelijk wordt een zelfstandige woning buiten de resocialisatieafdeling beoogd. Het extramuraal forensisch team van de [afdeling] zal een deel van de begeleidingsgesprekken overnemen bij de overplaatsing. Het toezicht en de begeleiding zijn noodzakelijk om de recidiverisico’s hanteerbaar te houden. In het pand van de [afdeling] is 24-uurszorg aanwezig. Bij een overplaatsing naar een trainingswoning en zelfstandige woning is deze zorg op afstand aanwezig. In het meest gunstige geval zal in de zomer van 2019 een individueel appartement bij de [afdeling] worden toegewezen en in de winter van 2019 een trainingswoning. Vervolgens zal in het voorjaar van 2020 een zelfstandige woning met urgentieverklaring worden aangevraagd. Afhankelijk van het verloop van de behandeling wordt de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in 2020 zorgvuldig overwogen, mogelijk voorafgegaan door proefverlof. De kliniek heeft geadviseerd om de huidige maatregel te verlengen voor de duur van een jaar.
De aanvullende informatie van [kliniek] van 16 augustus 2019 houdt in dat de verpleging van overheidswege met een jaar moet worden verlengd. Deze verlengingstermijn is noodzakelijk op basis van de risicofactoren – gebrek aan copingvaardigheden, impulsiviteit, thrill seeking, affectlabiliteit, schaamte om gevoelens te uiten, beperkt introperspectief vermogen, gevoeligheid voor afwijzing, middelengebruik, seksuele preoccupatie en seks als coping – en de vooromschreven stappen die nog moeten worden gezet in het resocialisatietraject. Voor het risicomanagement is het immers noodzakelijk om het verloop van de ontwikkeling te volgen in aanwezigheid van een stevig kader, waarbij snel overgeschakeld kan worden naar een andere vorm van intensiteit, toezicht en begeleiding.
Op basis van de adviezen van de kliniek, de externe deskundigen en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat op dit moment niet duidelijk is hoe het resocialisatietraject op verantwoorde wijze kan plaatsvinden, te weten meteen op grond van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege dan wel dat daaraan voorafgaand eerst proefverlof moet worden gepraktiseerd. Enerzijds staat onomstotelijk vast dat de terbeschikkinggestelde zich op een snelle en positieve manier heeft ontwikkeld gedurende het behandeltraject. Anderzijds rijst de vraag of hij in staat blijft om dit resocialisatieniveau te behouden en voort te zetten. Het hof neemt hierbij in overweging dat er een voornemen is om de dosering van libidoremmende medicatie af te bouwen, er mogelijk een nieuwe partnerrelatie kan ontstaan en er een verandering op het gebied van huisvesting zal plaatsvinden. Het hof betrekt hierbij ook de aard van het delictverleden en de eerdere verslavingsstoornis.
Omdat het nu onvoldoende te voorspellen is hoe de stand van zaken van de resocialisatie ten tijde van een volgende verlengingsbeslissing over een jaar is en een voorwaardelijke beëindiging in 2020 door de kliniek en de deskundigen als een reële mogelijkheid wordt genoemd, ziet het hof, afwegende de snelle en positieve ontwikkeling en de nog aanwezige risicofactoren, aanleiding om in het belang van de terbeschikkinggestelde de maatregel te verlengen met niet meer dan één jaar, om zo de ontwikkelingen op een kortere termijn te kunnen toetsen.
Daarbij wordt opgemerkt dat aan deze verlenging met een jaar niet de verwachting mag worden ontleend dat na verloop van dat jaar de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zal worden beëindigd of opnieuw met een jaar zal worden verlengd.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Den Haag van 11 juni 2019 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. C.M.E. Lagarde als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en drs. E.L.M. Klein Haneveld en dr. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal als griffier,
en op 12 september 2019 in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter, de jongste raadsheer en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.