In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,--, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 180 dagen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere straf opgelegd, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 750,--, 15 dagen hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
De zaak kwam aan het hof na een onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2019. De advocaat-generaal had een veroordeling geëist, en het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld. De verdachte had aangevoerd dat hij na het ongeval schrikborrels had gedronken, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof concludeerde dat de verdachte op 5 november 2017, na het gebruik van alcohol, een voertuig had bestuurd met een alcoholgehalte van 705 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.
Het hof oordeelde dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht en dat zijn eerdere veroordelingen voor rijden onder invloed meegewogen moesten worden in de strafoplegging. De verdachte had aangevoerd dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid hem te zwaar zou treffen, maar het hof oordeelde dat dit noodzakelijk was om de ernst van het feit te onderstrepen. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de geldende richtlijnen voor strafoplegging in dergelijke zaken.