In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van een niet-professionele bewindvoerder, verzoeker, die tussen 2013 en 2016 werkzaamheden heeft verricht voor de rechthebbende. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat verzoeker te veel had gedeclareerd, namelijk € 3.786,70, en had hem opgedragen dit bedrag terug te storten. Verzoeker ging in hoger beroep en stelde dat hij recht had op het door hem gedeclareerde bedrag. Het hof oordeelde dat verzoeker geen professioneel bewindvoerder was en dat de beloning moest worden vastgesteld volgens de geldende regels. Het hof concludeerde dat verzoeker in totaal € 6.170,- had gedeclareerd, maar dat hij slechts recht had op € 3.854,16. Dit leidde tot de conclusie dat hij € 2.315,84 te veel had gedeclareerd, wat hij moest terugstorten op de bankrekening van de rechthebbende. De beslissing van de kantonrechter werd vernietigd en de beloning werd opnieuw vastgesteld. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.