In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om de kinderalimentatie op nihil te stellen, maar de rechtbank Midden-Nederland had dit verzoek afgewezen. De vrouw was van mening dat er een relevante wijziging van omstandigheden had plaatsgevonden, waardoor de kinderalimentatie niet langer nodig was. Het hof oordeelde dat de vrouw in haar verzoekschrift in eerste aanleg per abuis geen ingangsdatum had genoemd voor de nihilstelling van de kinderalimentatie. In hoger beroep heeft zij alsnog verzocht om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen, wat het hof heeft toegestaan. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw sinds 1 april 2017 alle kosten van de minderjarige voor haar rekening heeft genomen en dat de man, die tot dat moment kinderalimentatie ontving, geen extra kosten heeft gemaakt die niet door de ontvangen bijdragen gedekt werden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de kinderalimentatie met ingang van 1 april 2017 op nihil gesteld. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure betrekking had op de bijdrage aan hun kind.