In deze zaak heeft [appellant] op 24 juni 2019 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een eerder gevoerde procedure tegen de Coöperatieve Rabobank U.A., waarin [appellant] stelt dat de Rabobank als assurantietussenpersoon niet adequaat heeft geadviseerd over de verzekeringen van zijn gebouwen. Tijdens een zware storm in 2016 heeft [appellant] schade aan zijn gebouwen opgelopen, maar de verzekeraar weigerde dekking omdat er geen aanvullende verzekering voor hagelschade was afgesloten. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de vordering van [appellant] afgewezen, waarop hij in hoger beroep is gegaan.
Rabobank heeft in deze procedure geen verweer gevoerd tegen het verzoek van [appellant] voor een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake is van misbruik van recht of strijdigheid met de goede procesorde. Ook zijn er geen andere zwaarwegende belangen die aan de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het hof heeft daarom besloten om het verzoek van [appellant] toe te wijzen en een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Dit verhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. C.G. ter Veer, die als raadsheer-commissaris is benoemd. De exacte datum en tijd van het verhoor zullen later worden vastgesteld, nadat [appellant] de verhinderdagen van alle betrokken partijen en getuigen heeft doorgegeven aan de griffie.