ECLI:NL:GHARL:2019:7282
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige omgangsregeling met uithuisgeplaatst kind
In deze zaak hebben de ouders van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld en uithuisgeplaatst, een verzoek ingediend tot het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.J. de Boer, hebben het hof verzocht om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die hen niet toestond om een omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter had eerder bepaald dat de GI (Gecertificeerde Instelling) verantwoordelijk was voor de omgangsregeling en dat de ouders eerst een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling bij de GI moesten indienen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke aanwijzing van de GI was voor een omgangsregeling en dat de ouders niet hadden verzocht om een dergelijke regeling. Het hof concludeert dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek tot het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling, omdat zij de juiste procedure niet hebben gevolgd. De ouders moeten hun verzoek tot omgang eerst bij de GI indienen, voordat zij het hof kunnen benaderen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van het kind, waarbij de wettelijke bepalingen omtrent ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in acht zijn genomen.