In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker [verzoeker1]. De kantonrechter had eerder, op 31 januari 2019, het bewind opgeheven, maar verzoekers, waaronder de vader van [verzoeker1], hebben hiertegen grieven ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende heeft meegewerkt aan de vereiste financiële verantwoording en dat er geen duidelijkheid is over de financiële situatie van [verzoeker1]. Het hof oordeelt dat de noodzaak tot onderbewindstelling nog steeds bestaat, gezien de geestelijke en lichamelijke toestand van [verzoeker1]. Daarom heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het bewind over de goederen van [verzoeker1] hersteld, met de vader als voorlopig bewindvoerder. Echter, gezien de tekortkomingen van de vader in zijn rol, heeft het hof de zaak terugverwezen naar de kantonrechter voor de benoeming van een professionele bewindvoerder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.