Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Betreft: koopovereenkomst [a-straat 1] [A] en ontbindende voorwaarde financiering.
Zoals u medegedeeld heb ik (nog) geen bankgarantie en financiering kunnen krijgen, dit vanwege veranderende en negatieve omstandigheden. We zijn er druk doende mee maar vanwege zakelijke en financiële problemen zal het zeker enkele maanden duren.
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 11.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie pro mille (3%o) van de koopsom met een maximum van tien procent (10%) van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan wordt, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schriftelijk aangegaan.
De tussen partijen opgemaakte akte of een afschrift daarvan moet aan de koper ter hand worden gesteld, desverlangd tegen afgifte aan de verkoper van een gedateerd ontvangstbewijs. Gedurende drie dagen na deze terhandstelling heeft de koper het recht de koop te ontbinden.
grief VI)betoogt [appellant] dat toezending per e-mail van een afschrift van de koopovereenkomst geen “terhandstelling” in de zin van artikel 7:2 lid 2 BW is.
Alsde e-mail van de makelaar met daarbij een afschrift van de getekende overeenkomst door [appellant] is ontvangen, is daarmee voldaan aan de wettelijke eis van terhandstelling. De verklaring heeft [appellant] dan immers bereikt (in de zin van artikel 3:37 BW) en [appellant] kon vervolgens over het digitale stuk beschikken. Grief VI slaagt niet.
Stefan Egon BV” met als bijlage een bestand met als bestandsnaam “
Getekende koopovereenkomst [A] , [a-straat 1] .pdf” en de aanduiding: “
Verzonden: do 3-12-2015 10:43”. Het hof overweegt dat een kopie van een screenprint op zichzelf onvoldoende bewijs oplevert van verzending en ontvangst van de e-mail en de inhoud daarvan. Technisch bewijs voor de verzending en ontvangst van de e-mail, bijvoorbeeld in de vorm van de logs van de desbetreffende e-mailservers is in deze procedure (nog) niet bijgebracht. In dat licht bezien, acht het hof de betwisting door [appellant] van de ontvangst van de e-mail voldoende gemotiveerd; Van [appellant] kan, indien diens verweer juist is, ook niet veel meer dan een blote betwisting worden verlangd.
grief Vstelt [appellant] aan de orde dat
als[appellant] een afschrift heeft ontvangen, dat (gelet op de versie die door [geïntimeerden] c.s. in het geding is gebracht) dan een onleesbare versie moet zijn geweest. Het hof stelt vast dat de versie die door [geïntimeerden] c.s. als productie 1 in eerste aanleg is overgelegd grotendeels niet (goed) leesbaar is. Echter, dat document is, hoewel niet alle bepalingen leesbaar zijn, duidelijk herkenbaar als de koopovereenkomst. Het hof wijst er nog op dat overigens een aanzienlijk beter leesbare versie als productie bij de akte van [geïntimeerden] van 2 juni 2017 in het geding is gebracht en dat [appellant] heeft erkend dat hij die versie als koper heeft ontvangen en geparafeerd. Er (veronderstellenderwijs) van uitgaande dat [appellant] een .pdf document heeft ontvangen, met als bestandsnaam “
Getekende koopovereenkomst [A] , [a-straat 1] .pdf” die ook in de e-mail wordt omschreven als “de overeenkomst” dan moet het ervoor gehouden worden dat de inhoud van de koopovereenkomst duidelijk was voor [appellant] en dan mocht [geïntimeerden] c.s. erop vertrouwen dat [appellant] dat document kennelijk stilzwijgend heeft geaccepteerd als de getekende overeenkomst. Tegenover [geïntimeerden] c.s. kan [appellant] , in de gegeven omstandigheden, zich er niet op beroepen dat het afschrift, zo daar al sprake van is, niet (voldoende) leesbaar is.
grief VIII(in de memorie van grieven) aan de orde gesteld. De naderhand door [appellant] in de akte ingenomen stelling dat inmiddels de woning is verkocht, is daarom geen nieuwe grief.
5.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 17 september 2019, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;