2.4In incidenteel hoger beroep heeft [verweerder] verzocht de beschikkingen te vernietigen voor zover het betreft:
- de afwijzing van de verzochte billijke vergoeding,
- de gedeeltelijk afgewezen loonvordering en vordering betreffende het Tijdspaarfonds,
- de matiging van de wettelijke verhoging,
- de afgewezen dwangsom op de te verstrekken specificatie van de transitievergoeding,
- de matiging van de dwangsom, gesteld op aanmelding bij het pensioenfonds.
Hij verzoekt alsnog, kort weergegeven:
I. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van:
a. een billijke vergoeding van € 150.000,- bruto;
b. € 127.943,33 achterstallig salaris tot en met 9 september 2017;
c. € 40.089,03 netto ingehouden maar niet aan het Tijdspaarfonds afgedragen premie;
d. wettelijke rente over voormelde posten en de wettelijke verhoging over b. en c. met wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2018;
II. [verzoekster] te veroordelen tot afgifte van bruto/nettospecificaties met betrekking tot de billijke vergoeding en de transitievergoeding, beide op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
III. [verzoekster] te veroordelen tot het aanmelden en aangemeld houden van [verweerder] bij pensioenfonds BpfBouw vanaf 9 september 2017 tot einde dienstverband, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
IV. [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
Daarnaast heeft [verweerder] (in randnummer 92 van zijn beroepschrift in incidenteel hoger beroep, als conclusie van zijn vierde grief) aanspraak gemaakt op € 28.563,82 bruto voor openstaande vakantie- en verlofdagen.